Ik steek nog steeds niet boven de rest uit

Swen Huijer (18) was nooit een supertalent, maar sleepte op 17-jarige leeftijd wel een profcontract als eerstejaars rookie bij de Boston Red Sox in de wacht. Zeven jaar geeft hij zichzelf om de absolute top te bereiken: pitchen  in de Major League. ‘En anders word ik gewoon lekker kok.’ (1599 woorden, zeven beelden)

Swen Huijer (4)

Factor: Talent

Ik ben lang, eigenlijk is dat mijn grootste talent. Ik ben twee meter acht, wat betekent dat de bal op het moment van gooien al een halve meter dichter bij de plaat is. Bovendien maakt de bal door de lange armzwaai meer snelheid en maakt de bal een hoek die moeilijk is voor de slagman. Mijn opa was een honkballer, mijn vader ook. Ik ging altijd en overal mee, wilde altijd overgooien met mijn vader. Die handschoen, ik vond dat prachtig. En die knuppel, wie wil daar nu niet mee slaan. Vanaf mijn twaalfde ben ik altijd eerste werper geweest, zonder ooit uit te blinken. Pas vorig jaar begon ik echt te groeien, ineens kwam de coordinatie terug. Op een toernooi in Italie merkte ik: He, dat gaat wel makkelijk zo. Het seizoen daarna heb ik alleen maar staan bommen. Eerlijk gezegd, er zijn jongens die meer talent hebben. Mijn broertje bijvoorbeeld, die is stukken beter, vind ik. Ik steek nog steeds niet boven de rest uit. Het is wel de bedoeling dat ik dat in de komende zeven jaar ga doen. Ik zit nu op de 88 mijl per uur, echte fastball-pitchers gooien 97 mijl. Nee, pitchen is geen mikken. Het is een beweging die volledig geautomatiseerde en perfect moet zijn. Ik kan mijn arm wel wat sturen, maar ik mag niet mikken. Als ik nu ga mikken dan gaat mijn schouder eraan.

Swen Huijer (3)

Factor: Toeval

Het is puur toeval dat ik nu in Amerika zit. Honkbal in Nederland is een kleine sport. Geen grote stadions, geen televisie. Dan heb je niet in je hoofd professioneel honkballer te worden. Vorig jaar , vlak voor kerstmis, kreeg ik een uitnodiging voor Jong Oranje. In maart op een selectietoernooi in Italie zag ik de scouts lopen, mannetjes met opschrijfboekjes. Toen viel het me voor het eerst op dat al die gasten naar me zaten te kijken. Later bleek ik ook gefilmd te zijn. Maar ik dacht nog steeds: dat zal wel, ik maak gewoon lekker mijn school af. ’s Avonds kwam een scout van de Red Sox met zijn laptopje naast me zitten. Of ik al aanbiedingen had gehad, en of ik ook aan de Red Sox gedacht had. Toen kwam ineens alles in een stroomversnelling. Ik dacht nog steeds: dat menen ze niet serieus, ze willen een beetje peilen, dat soort fratsen. We hebben een aantal gesprekken met de scout gehad, daarna lag er een officieel contract. Ik had een week de tijd. Voor mij was het niet heel moeilijk. Ik dacht: Ik wil dit. Het bedrag maakt me niet uit. Dat was voor het eerst dat ik zag dat ik profhonkballer kon worden.
Ik blijf het toeval noemen. Als ik vorig jaar niet zo goed was geweest, was dit nooit gebeurd. Was ik niet naar Italie gegaan, was ik niet gezien, was ik niet gefilmd. Ik weet zeker dat er jongens rondllopen die beter zijn dan de jongens in het Nederlands team. Alleen worden ze niet gezien. Omdat ze bij kleinere clubs zitten.

Swen Huijer (7)

Factor: Inzet

Ik heb alles zelf moeten doen. ’s Middags van school, meteen hardlopen. Dat deden mijn teamgenoten niet. Na de training ging ik altijd nog even de buikspieren spannen. Niet om profhonkballer te worden, maar om de hoofdklasse te halen. Op schoolkamp stond ik een uur eerder op dan de rest, om vast een uur te gaan rennen. En daarna ontbijt voor hen te maken. Dus ja, dat soort dingen, dat maakt je wel een topsporter. Toen ik in Amerika aankwam kreeg ik meteen gewichten in mijn arm geduwd, want ik liep enorm achter in lichaamsbouw. Ik heb dat in drie maanden aardig in weten te halen. Ik ben nu zes maanden terug in Nederland. Als ik hier niet naar de sportschool ga, val ik keihard door de mand als ik over een maand terugga. Dan mag ik een tijdje naar het strafkamp daar. Dan kom ik in de hel. Ik kan nu minder stappen. Ik mag niet mee op wintersport. Als mijn vrienden gekke dingen gaan doen op het ijs, dan moet ik afhaken. Bovendien moet ik klaar staan voor de dopingautoriteit. Die kunnen elke ochtend aanbellen.

Swen Huijer (5)

Factor: Hulp

Jeugdcoaches zijn belangrijk geweest, sommige zagen me altijd al als talent. Met hen mail ik nog regelmatig. Hoe gaat het, hoe zit het met je trainingsschema, hoe is het met je arm. Maar je moet het uiteindelijk toch zelf doen. Met een pichtingcoach heb ik wel gepraat over de keuze voor de Red Sox. Die zijn wat rijker, in die club gaan miljarden om. Dus is de begeleiding ook wat ruimer. Ze willen dat ik hier in luxe train- drie, vier uur- en dan de sauna in kan stappen. Zodat ik zonder spierpijn naar huis kan.

Factor: Ouders

Mijn vader heeft mij en mijn broertje vele duizenden kilometers door Nederland gereden. Hij is altijd mee geweest, heeft me van het begin af aan gecoacht. Mijn vader stuurde me wel eens van de spelcomputer af. ‘Ga een eind lopen, je wil die hoofdklasse toch halen?’ Toch hebben ze me nooit echt hoeven stimuleren, ik deed het vanzelf. Tijdens de contractbesprekingen hebben ze me iets moeten afremmen. Ik had mijn Mavo al afgerond, maar moest eerst mijn koksdiploma halen als ik die kant opwilde. Dus dat heb ik gedaan. Twee maanden later zat ik in Amerika. Vlak daarop was het vaderdag. Dat was even moeilijk. Toen ik die ochtend eindelijk contact met hem kreeg heb ik wel even flink gejankt. Heb ik hier wel zin in, dacht ik. Alles was nieuw, ik kende niemand, en miste mijn ouders. Maar dat ging redelijk snel over.

Swen Huijer (2)

Factor: Motivatie

Het geeft me zo’n kick om daar op die heuvel te staan. Daar doe ik veel voor. Daar laat ik ook veel voor. Maar kijk, ik blijf wel een gewone jongen. Er zijn anderen die beter zijn, dat weet ik zeker. Ik zeg niet tegen mezelf: ik ben beter. Maar ik zeg wel tegen mezelf: ik word beter. Daarom zit ik heel goed, tussen al die sterren. Daar wordt ik allen maar beter van. Ik trek me aan hen op. Doelen zoeken, doelen halen. Niet afwijken of stoppen. Doorzetten. Ik ben tamelijk onverzettelijk. Dat mentale stukje is belangrijk in het honkbal. In principe is honkbal heel simpel. Alleen is het erg belangrijk dat je in alle spelsituaties weet wat je moet doen. Het moet automatisme worden. Niet twijfelen. Tunnelvisie. Dat stukje concentratie en doorzettingsvermogen, dat is bij mij goed ontwikkeld.

Factor: Zelfkennis

Ik ben als pitcher vrij kwetsbaar. Die arm en die schouder maken een zwaai, zo ver, dat is een vrij onnatuurlijke beweging. Met al die kracht krijgt die schouder een enorme klap. Dat wat betreft mijn lichaam. Ik kan me snel dingen aantrekken. Druk maken. Om onrecht bijvoorbeeld, zoals racisme. Ik heb een overval meegemaakt in het restaurant waar ik nu wel eens werk. Zelfs met een pistool tegen mijn hoofd heb ik dan nog de neiging om te protesteren. Ik val door mijn lichaamsbouw natuurlijk meteen al op, dus er komt wel wat op me af. Ik bemoei me soms met dingen waar ik me niet mee moet bemoeien. Dat moet ik minder gaan doen, want dat kan me in gevaarlijke situaties brengen. Ik ben ook slecht in afspraken, in contact onderhouden, en dat wordt helaas niet echt gewaardeerd. Maar ik heb daar nog niet heel veel over nagedacht, over slechte eigenschappen. Misschien komt dat ook door die onverzettelijkheid, dat ik daar geen ruimte voor laat.

Swen Huijer (1)

Factor: Imago

Ik was zeventien en vloog voor het eerst en alleen naar Amerika. Komt er in de gate van Atlanta er een oud dametje op me af: ‘Don’t you play with the Red Sox? Aren’t you Swen Huijer? Can I please have your autograph.’ Zit je daar, zeventien jaar, heb je net je ouders vaarwel gezegd. Ik snapte er geen barst van. Het leeft zo enorm in Amerika. Ik ben juist heel nuchter. Ik zeg nog steeds: ik ben kok. Want ik heb niet de behoefte om te zeggen dat ik honkballer ben, of misschien wordt. Ik wil voorkomen dat ik op een wolk ga lopen. Beide beentjes op de grond. Ook al sta je ergens met je gezicht in. Ook al herkennen de mensen je op straat. Ook al word ik een held. Ik wil niet dat mensen hogere verwachtingen van me hebben. Ik wil dat ze reeel naar me kijken. Ik moet er ook gewoon keihard voor werken.

Factor: Toekomst

Dit jaar wil ik nog even beter worden in de Rookie league. Volgend seizoen een stapje hoger: de single A. En uiteindelijk de MLB, ofwel de Major League. Hoe harder je traint, hoe makkelijker het wordt. Zo simpel is het. Het kan even duren, maar als je doorzet, dan komt er een dag -met een beetje geluk- dan sta je daar. Als ik op mijn eenentwintigste nog in de Rookieleague zit, dan is het voorbij. Dan is een droom in duigen gevallen, maar ben ik een uitdaging aangegaan die niet veel anderen krijgen. En dan word ik lekker kok. Naast het sporten kan ik me daar volledig in kwijt. Ik heb altijd kok willen worden. Ik kijk graag wat er in de ijskast zit. Wat kan ik daar nu voor leuks mee doen. Ik zoek altijd overal de uitdaging in.

(Artikel verscheen eerder ook in tijdschrift Talent/Uitblinkers)

Naschrift: In 2012 komt een einde aan Huijers Amerikaanse avontuur, als de Red Sox zijn contract niet verlengen. Huijer gaat door als werper bij de Pioniers, tot hij 17 juni 2016 meldde dat hij het werpen niet langer kan combineren met zijn werk. Of dat kok is, meldt het bericht helaas niet.

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie