Extreme parents vinden kind nooit goed genoeg

De Amerikaanse auteur Alissa Quart waarschuwt voor de consequenties van het gedrag van extreme parents. De Amsterdamse ontwikkelingspsycholoog Steven Pont vindt dat hyperouders hun kinderen benadelen. Judith Rich Harris pleit voor goed genoege ouders. Waar liggen de overeenkomsten en verschillen tussen extreme parents, curlingouders en hyperouders? En wat voor lering kunnen we er uit trekken? ‘Je kunt een kind niet levenslang uit de wind houden.’ (1963 woorden)

Hothousekids

Nogal wat stof deed Alissa Quart in de Verenigde Staten opwaaien in 2006, bij het verschijnen van haar boek over ‘hothousekids’ en hun ‘extreme parents’. Quart, journaliste van beroep, signaleert in haar boek -en de daaropvolgende reeks interviews en artikelen – een steeds extremere bemoeienis van steeds meer ouders met hun nakomelingen. In een wereld waarin presteren belangrijker is dan ooit, laten bezorgde ouders niets meer aan het toeval over bij de talentontwikkeling van hun kinderen. Als kasplantjes worden ze beschermd, gelaafd en gevoed met zoveel mogelijk stimuli. Al voor hun geboorte maken ze via de baarmoederwand kennis met Mozart, onder invloed van wetenschappelijke inzichten als het Mozart-effect -waarbij het luisteren naar en beoefenen van klassieke muziek IQ-verhogend zou werken. Waarna een zorgvuldig uitgestippeld programma volgt, om alle talenten die hun kroost mogelijkerwijs herbergt met de paplepel wakker te schudden.

Quart introduceerde ook het begrip Baby Genius Edutainment Complex; producenten van educatieve video’s, talentenprogramma’s en iq-verhogende spellen. Die industrie springt gretig in op de ouderlijke behoeften. Quart citeert in haar boek Karen Foster, directeur van het bedrijf Athletic Baby, dat baby’s leert basketballen of voetballen, voor ze überhaupt kunnen lopen, of golf leert spelen als Tiger Woods. ‘Iedereen weet dat Tigers vader hem vanaf jonge leeftijd intensief leerde golfen. Hoe jonger je begint, hoe groter de kans op succes.’ Want, schrijft Quart, zo luidt de redenatie: als verwaarlozing negatieve effecten sorteert, dan moeten verrijkende programma’s wel positief uitwerken.

Denkfout

Ouders doen dit, zegt Quart, niet alleen omdat het hebben van een begaafd kind afstraalt op jezelf als ouder: het hebben van een succesvol kind is de ultieme vorm van maatschappelijke succes, want in je kind komt alles samen. Ouders doen dit evenzeer om hun kinderen te helpen met het bereiken van uitzonderlijke prestaties. Maar daar ligt een denkfout aan ten grondslag, vindt Quart, en ook de Amsterdamse ontwikkelingspsycholoog Steven Pont. Pont doet geen onderzoek speciaal naar hoogbegaafden. Zijn uitspraken gaan over kinderen en opvoeden in het algemeen.

Afgelopen voorjaar publiceerde Pont over het verontrustende concept van hyperouders. Pont: ‘Ik had een klein indicatief onderzoekje rond doen gaan. Zowel de leidsters als de leidinggevenden van kinderdagverblijven vinden dat een op de vijf kinderen wordt bedreigd in hun ontwikkeling, door hyperouders: overbeschermende ouders. Die overbescherming houdt hen van essentiële ontwikkeling af. Het is net als met de Tamagotchi van vroeger, dat computerbeestje. Als je goed erin doet, komt het goede er ook weer uit. Maar zo is het niet. Als ouder heb je invloed, maar we weten sinds het boek ‘Het misverstand opvoeding’ -van Judith Rich Harris- dat die invloed beperkt is. Ouders kunnen hun kind wel slopen met negatieve inputs, maar slechts weinig mogelijkheden hun kind tot grote hoogte op te stuwen.’

Natuurlijk is Nederland – of Europa- geen Amerika. Toch, zegt Pont, blijkt het verschijnsel overal in toenemende mate op te treden. Quart spreekt over extreme parents en zelfs over überparents. Scandinavische deskundigen verzonnen de term curling parents, ouders die het pad effenen, zoals de beoefenaars van curling de baan van de schijf warm boenen, zodat die optimaal op koers over het ijs glijdt. Pont: ‘In maart is in de VS een boek uitgekomen getiteld Nation of wimps, over kinderen die niets meer kunnen, omdat ze niets gewend zijn. We moeten het verschijnsel niet groter maken dan het is, maar ook niet kleiner maken dan het is. Ik zie het om me heen. Als je ziet hoe vaak ouders ingrijpen in het leven van hun kind. Ze mogen niet vallen, ze mogen nooit snoepen, want wie weet zitten er gevaarlijke stofjes in. Constant ingrijpen voordat het kan gebeuren. Maar kinderen moeten juist blauwe plekken opdoen voor hun motorische ontwikkeling. Ze hebben ruzies nodig om in sociaal opzicht te rijpen. Dat lukt niet als ouders op hoge poten het kinderdagverblijf komen binnenstormen omdat hun driejarig kind een conflict heeft gehad. Die horen juist conflicten te hebben. Uit onderzoek blijkt dat driejarigen zelfs elke zes a negen minuten een conflict hebben.’

Icarus effect

Maar niet alleen is ‘hyperouderen’ gebaseerd op een denkfout, hyperouderen kan ook negatieve gevolgen hebben. Quart gebruikt daarvoor het begrip icarus-effect, naar de Grieks-mythologisch figuur Icarus, wiens vleugels wegsmolten onder de hitte van de zon, waarna een dodelijke val volgde. Verrijking is goed, maar teveel gedwongen verrijking, waarschuwt Quart, kan talentvolle kinderen het pad van lusteloosheid en depressie opduwen. Quart interviewt Dylana Stephan, die op haar tweede als hoogbegaafd werd getest, op haar vijftiende aanving met Harvard, maar op haar 37ste weinig positief terugkijkt op haar jeugd: ‘De verrijking verdreef alle plezier uit me. Vandaag de dag speel ik geen viool meer, rijd geen paard meer, doe nooit meer ballet. Ik doe niets meer dat destijds onderdeel uitmaakte van mijn verrijkingstraject.’

Ontwikkelingspsycholoog Steven Pont denkt dat hyperouderen verschillende consequenties kan hebben. Enerzijds zijn er de kinderen die niks meer kunnen en durven. Pont: ‘Die zo vaak zijn gewaarschuwd dat ze denken: o, dat kan ik kennelijk niet. Anderzijds krijg je kinderen die over het paard getild raken, omdat iedereen alsmaar voor ze rent.’ Ponts uitspraken gelden gewone kinderen. Denkend aan begaafde kinderen ziet hij nog andere gevaren. ‘Op Harvard maakt de academische baas zich op het ogenblik grote zorgen. Intellectueel zit het allemaal wel goed met de nieuwe aanwas, maar de mentale weerbaarheid van nieuwe studenten is vaak te laag voor een glansrijke loopbaan. Ze zijn door hun ouders emotioneel zo uit de wind gehouden, dat ze bij lichte tegenwind al omvallen. Ze kennen alle nabijgelegen zonnestelsels uit hun hoofd, maar een ruzie kunnen ze niet oplossen.’

Het is het gevolg van het input-output idee, denkt Pont. ‘Kijk, vijftig procent wordt bepaald door de genenpoel. Die andere vijftig procent komt overal vandaan. Van de ouders, de buurt, de peers. Het is sterk de vraag of de invloed van ouders wel in verhouding staat tot buurt en peers. Je ziet het vaak aan identieke tweelingen. Dezelfde genen, dezelfde ouders, maar vaak met een heel andere uitkomst. Het is onderzocht. Op 12 jarige leeftijd kun je niet meer zien wie al op 3-jarige leeftijd kon lezen, wie in zijn jonge jaren gestimuleerd is, of wie zijn eigen hobbelige paadje heeft gekozen.’

Het recht op Verveling

Terug naar Alissa Quart en haar Baby Genius Edutaiment Complex. Met hulp van edutaiment zorgen ouders voor een constante aanvoer van verrijking, om ‘onproductieve tijd’ en verveling tegen te gaan. Maar wat precies is verveling, vraagt Quart zich af en haalt deskundigen aan die vinden dat een ‘bepaalde mate van verveling’ belangrijk is voor de ontwikkeling. ‘Spelen met een toevallig bosje sleutels kan net zo stimulerend zijn als het kijken naar een volgende Baby Einstein Video. Verveling is misschien wel een idee van volwassenen, die vergeten zijn hoe de kindertijd was.’

Pont is het hier volledig mee eens. Een kind heeft recht op zijn eigen experimenteerruimte, en op verveling. ‘Moet je eens nagaan als je nu als volwassene het aantal aanwijzingen krijgt dat een gemiddeld kind ontvangt. Je wordt knettergek! De experimenteerrruimte is erg klein geworden. Mijn boodschap is: heb vertrouwen dat er een leereffect zit in ervaring, dus dat kinderen ervaringen moeten kunnen opdoen. En dat verveling ook een ervaring is. Want na verveling komt een keuze. Maar dat zijn ouders steeds voor.’

Identificatie

Alissa Quarts boek gaat over begaafde kinderen, van wie zij er zelf een was. Een van de problemen van begaafd zijn, schrijft Quart, is niet het begaafd zijn zelf, maar het tot begaafd gebombardeerd worden. Net als elk vorm van frozen identity. ‘Het helpt niet. Eens begaafd, altijd begaafd. Dan is het moeilijk toegeven dat het ook wel eens zweet kost om te leren.’

Steven Pont weet niet bijzonder veel van begaafden, zegt hij, juist eerder van kinderen aan de onderkant. Maar Pont kan zich er wel het een en ander bij voorstellen. ‘Ooit had ik Jackie onder mijn hoede. Jackie was 16 en jatte als de raven. Het was altijd: kasten dicht en opletten op de portemonnees. Jackie moest een baantje, en had er een gevonden bij een kledingwinkel. Ze kreeg de sleutel mee, want de baas dacht: dat is een mooie meid, die moet ik in de winkel hebben. Ik dacht: ik moet die man waarschuwen. Maar ik kon niks doen, vanwege de privacywetgeving. Deze man heeft nog nooit een loyalere werknemer gekend. Jackie kreeg altijd te horen dat ze onbetrouwbaar was, en handelde daarnaar. Zonder dat deze man het wist, veranderde hij die context. En kon Jackie ander gedrag laten zien.’

Wat Pont wil zeggen is: let op de gevaren van identificatie. ‘Ik weet niet of het een open deur is, maar dat kan ook gebeuren met hoogbegaafden. Is het: ik heb een kind, die heet Jan en is hoogbegaafd. Of is het: ik heb een kind, die is hoogbegaafd en heet Jan. Kijk uit met alles te plaatsen in het kader van hoogbegaafdheid. Kijk niet teveel naar de lijstjes. Denk niet: dat zal jij dan wel niet interessant vinden, want dan wordt Jan een karikatuur van zichzelf. Dan gaat hij denken: ik ben hoogbegaafd, hoogbegaafden hebben meer moeite zich aan te passen, dus doe ik het maar niet. Net als een ADHD’er een karikatuur van zichzelf kan worden, omdat hij de rol van ADHD’er in al zijn vezels gaat opnemen. Dat zie ik vaak. Dat mensen zeggen: ik ben nu eenmaal ADHD, dus het is normaal dat ik dat omgooi. Het is noodzakelijk om die diagnose te stellen, maar even noodzakelijk hem weer los te laten. Anders geef je de sturing uit handen.’

Goed genoeg

School. Quart zegt er het volgende over: ‘Echte hoogbegaafdheid is zeldzaam. Als je kind echt hoogbegaafd is, dan wordt het moeilijk op school.’ Pont pleit ervoor dat kinderen zoveel mogelijk in die gewone klas blijven zitten. Want het vermijden van negatieve ervaringen, dat houd je niet je hele leven vol. ‘Zeg niet: hoogbegaafde kinderen mogen nooit naar een speciale school, of: alle hoogbegaafde kinderen moeten naar een speciale school. Op school dwing je ze in een situatie, dus ben je ook verantwoordelijk voor de context. Zorg dat in die context voldoende mogelijkheden zijn. Soms moet er wat omheen gebouwd worden, omdat het net iets bijzonderder kinderen zijn. Het is maatwerk. Je moet er goed naar kijken, want wat medicijn is voor het ene kind, is gif voor het andere kind.’

Goed genoeg is een term die Pont graag hanteert, ook voor zichzelf. ‘Ik ben een groot aanhanger van Judith Rich Harris en haar idee van ’the good enough parent’. Goed genoeg, laat het daar bij. Kinderen worden rustiger, ouders worden rustiger, en alles wordt veel leuker. Dat moet je soms van iemand horen, ja. Laatste las ik een stuk van een vader die zijn kinderen elke tien minuten scande. Wat doen ze, is dat leerzaam genoeg, is het stimulerend genoeg. En die zich bevrijd heeft van dat juk. Het is het hele input-output verhaal. Overschat niet je positieve invloed, en vermijd die negatieve invloed. Laat die bal in de sloot rollen, ze krijgen hem er wel uit. Laat ze klimmen op oude boom. Grijp dat potje niet uit hun handen, maar laat het hen zelf openmaken. Dan heb wat vaker scherven en blauwe plekken,oké. Maar het leren omgaan met ervaringen is een rijkere levensles dan het vermijden ervan. Je kunt een kind niet levenslang uit de wind houden.’

Hothouse kids, Alissa Quart.
Steven Pont. Hyperouders maken zwakke kinderen, Volkskrant Januari 2008
The Nurture Assumption, Judith Rich Harris.1998.
A nation of whimps, Hara Estroff Marano. www.nationofwimps.com

(artikel verscheen eerder in Tijdschrift Talent)

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie