Minder bange journalisten

Krantenverkopers, Tahrirplein, Sanaa, Yemen Foto Nico te Laak

De komende zes maanden – de aanloop naar de presidentsverkiezingen van september- is het buigen of barsten voor Jemen, denken Jemenitische journalisten. Ze hebben het zwaar te verduren gehad de laatste twee jaar, maar hebben goede hoop op meer vrijheid. ”Het regime van president Ali Abdallah Saleh heeft het te druk met de chaos in het land. Ze hebben geen tijd op ons te letten.” (907 woorden)


Voor een land zo arm als Jemen – in het laatste UN development rapport weer drie plaatsjes gezakt, alleen Haiti en de helft van Afrika houdt Jemen er nog onder- is de bouwlust opmerkelijk. Langs alle uitvalswegen bouwen mannen en machines aan nieuwe huizen. Dorpjes worden ingekapseld. Zelfs qatveldjes moeten het ontgelden.
Vanaf een van de vele bergtoppen kijk je zo neer op de stad, of die nu Sana’a, Taiz of Ibb heet. Elke dag slokken die steden weer stukjes ruraal gebied op.

Het geboortecijfer ligt hoog in Jemen, elke vrouw krijgt gemiddeld 6,4 kinderen. Al die mensen moeten ergens wonen, vandaar dat er zo druk wordt gebouwd. Alleen weet niemand waar het geld vandaan komt. Op papier is Jemen een arm land, met een belachelijk scheve handelsbalans. Jemen importeert bijna alles en exporteert vrijwel niets, behalve wat koekjes en landbouwproducten. Niet op papier staan de inkomsten van Jemenieten die werken in Saoedi-Arabië en de Golfstaten en de inkomsten van handel met de andere kant van de Rode Zee, via de vele smokkelroutes. Er is –kortom- veel grijs en zwart geld die de omvangrijke informele economie op de been houdt. Bovendien is er een forse inkomstenstroom door de olie-export.

Hoe dat geld precies verdeeld wordt, dat is een heikel punt in Jemen. Het land bungelt onderaan de ranglijst van transparency international. Corruptie en clientelisme vieren hoogtij in Jemen, waar tribale, politieke, religieuze, economische en oligarchische dwarsverbanden een net weven dat maar weinigen kunnen doorgronden. Donoren van Jemen vinden het in elk geval niet de goede kant op gaan. Begin dit jaar hieven zij collectief het vingertje. Kort daarop verving president Ali Abdallah Saleh zijn halve kabinet. De ministers waaraan corruptie het meest kleefde moesten het veld ruimen. De schone, populaire ministers namen hun plaatsen in. Maar het buitenland moest niet denken dat Saleh dat deed vanwege hun kritiek.

De politieke dynamiek van laatste tijd geeft Jemenitische journalisten in elk geval enige hoop. Vorige week publiceerde de internationale journalistenbond een rapport over de afgenomen persvrijheid in Jemen. Jemenitische journalisten die de vinger op de zere plek proberen te leggen, lopen al langer het risico op een pak slaag of erger. Vorige week nog werd een journalist meegenomen en in een buitenwijk in elkaar geslagen. De afgelopen twee jaar overkwam twaalf journalisten hetzelfde, na artikelen over corruptie en vriendjespolitiek. Vorig jaar werd Al-Shura hoofdredacteur Abdelkarim al-Khaiwani gevangen gezet, vanwege een artikel waarin hij het regime onder meer beschuldigde van staatsterrorisme. Walid Al Saqqaf van de Engelstalige Yemen Times stemt het droef: ”Tien, vijftien jaar geleden liepen we vooraan op het gebied van persvrijheid. Nu bungelen we achteraan.”

Al Saqqaf weet waar hij het over heeft. Zijn vader –oprichter van de Yemen Times en daarvoor begin deze maand in Dubai nog postuum gelauwerd met een persprijs- was in 1999 het slachtoffer van een nimmer opgehelderd auto-ongeluk. Voor Walid zelf is het ook continu koorddansen rond de rode lijn. ”Soms moeten we er even overheen. Dan komen mijn vrienden me snel waarschuwen.” Freelance journalist Mohamed AlQahdi loopt als columnist nog meer gevaar. ”Ik word geregeld aangesproken door mannen die me vragen waarom ik de dingen zomaar opschrijf. Waarom mijn columns zo vol vuur zitten. ’s Avonds vraagt mijn vrouw me wel eens of ik er niet mee op kan houden.” Volgens Nabila al Hidari van het nationale persbureau Saba zijn zelfs de journalisten in overheidsdienst bang om iets te schrijven wat later opeens niet blijkt te mogen van ‘iemand’: ”Soms zeggen ze me dat ik rustig aan moet doen. Dan gebruik ik mijn andere kanalen, want ik werk ook voor de buitenlandse pers.” Ook Abdulhakim Hilal van de fundamentalistische oppositiekrantAl-Sahwa is bang: ”Voor onszelf en onze familieleden. De trucjes die ons overkomen worden erger. De overheid trekt de schouders op als er weer eens iemand in elkaar wordt geslagen. Ze zeggen dat de daders ‘gekken’ zijn. Maar ze doen er niets tegen. Sommige collega’s van sektarische kranten maken ons zwart. Gevolg is zelfcensuur, we houden ons in.”

Toch zijn de vier journalisten hoopvol gestemd over de toekomst. Al Saqqaf denkt dat het komende half jaar kansen veel biedt. ”Het gaat er om spannen. Er komen presidentsverkiezingen aan. De economie holt achteruit. Er zijn grote problemen. Daarin worden wij allemaal meegesleept. De regering staat van alle kanten onder druk. Wij zeggen tegen elkaar: Nu. Nu veel kritische stukken schrijven, want ze hebben tijd en middelen niet om ons allemaal aan te pakken.” Volgens Al Qadhi is het tijd om te oogsten. ”De laatste jaren zijn riskant, maar goed geweest. Sommigen van ons zijn de rode lijn overgestoken met artikelen over corruptie en clientelisme. Dat heeft ons allemaal moed gegeven. Ook de anderen weten nu hoe het moet. En dat het kan. Het is nu tijd om de ook grote jongens aan te pakken.” Al Saqqaf: ”Ik zie het aan alle collega’s. Hoe meer ze ons tegenhouden, hoe meer we ons gaan verzetten.” Al Qadhi memoreert de woorden van Al Khaiwaini, die begin dit jaar vrijkwam.”Hij was onverzettelijker dan ooit. Als iemand me wil vermoorden, zei hij, dan doet die dat maar.”

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie