Plezier overwint alles

Judoka Anton Geesink (1934) blonk jarenlang uit als sportman. Hij begon als veertienjarige met judo, werd op zijn zeventiende Nederlands kampioen, en reeg daarna ruim vijftien jaar lang de ene titel aan de andere, inclusief Europese titels, wereldkampioenschappen en een blinkend gouden Olympische medaille. Geesink deed dat op geheel eigen wijze. ‘Vreugde is essentieel. Je moet je niet richten op de prestatie, maar op het plezier.’ (1762 woorden)

Ik mail Geesink een interviewverzoek.  Eerst moet Anton nog op reis, ik geloof voor het IOC, maar twee weken later praat ik met hem in zijn Utrechtse judoschool. De grond eronder was een geschenk van de stad, ten tijde van zijn hoogtijdagen. In de Anton Geesinkstraat natuurlijk.

De tand des tijds heeft het gebouw niet onberoerd gelaten, maar gejudoot wordt er nog dagelijks. Zoon Anton junior voert de adminstratie van school en vader. Wat ik gek vind: Anton sr. is een reus, jr. is net zo groot als ik, met mijn 174 centimeters.

Tijdens het gesprek denk ik: deze man is of superintelligent, of echt dom.  Er zijn momenten dat ik hem niet begrijp, maar bij het afluisteren van de band alsnog. Daarom -en gezien zijn verdiensten- houd ik het op het eerste.

Ik stuur het interview door naar Anton jr. Anton sr belt terug, ik neem op ‘met Anthon’, en het buldert aan de andere kant. Dan volgen de complimenten, zelfs ‘heel mooi’. En een kleine correctie.

De hoofdredacteur is wat minder blij met het Cruyffiaans. Ik weet haar te overtuigen en het blijft zo staan, gelukkig. Ik vond het zelf een prachtige man. 

Anton sr. overlijdt twee maanden later. 

Talent

Creativiteit, dat is mijn talent. Ik ben nooit tevreden geweest met de methodieken die mij als judoka onderwezen werden. Wij leerden keer op keer dat je aan de linkermouw van de partner moest trekken, zodat hij met zijn rechtervoet naar voren komt, op zijn tenen gaat staan, uit balans raakt en je hem in een worp kan nemen. Maar dat noem ik liever een geloofsovertuiging. Want als aan mijn mouw getrokken word, corrigeer ik dat rustig met een stapje naar voren, zodat mijn balans hersteld is. Dat werd niet op prijs gesteld, wanneer je deed zoals je het zelf voelde, zoals je dacht dat het bij jou moest.

Ik was veertien jaar toen ik begon met judo. We woonden hartje Utrecht, bij de Jacobikerk. Een echte volkswijk. We speelden de hele dag op straat. Straatvoetbal, boompje klimmen, achter een hoepel aan naar Wijk bij Duurstede rennen. Ach, we deden die dingen gewoon, al was het nooit georganiseerd. Dat was te kostbaar, lid worden van een club. Want na een tijdje hadden we het dan wel weer gezien op zo’n club, en kon je dat uniform weer aan de wilgen hangen.

Anton Geesink (1)

Op een dag gingen we naar een voetbalwedstrijd van DOS. In de rust traden er Franse judoka’s op, uitgenodigd door de gemeente Utrecht. Toen we dat zagen dachten we: laten we zelf ‘ns gaan kijken bij zo’n judoschool. Een judopak maakte ik zelf, van meelzakken. We waren toen veel praktischer als jullie nu. We pakten een naald en een draad, en we deden dat. Nu wordt het gekocht.

We gingen altijd op de bonnefooi naar een judoschool ergens in de stad. Daar zat geen structuur in. Het lag eraan of je geld had. En of een van die judoscholen open was. Je zat er niet mee, als er na een kilometer of wat lopen naar zo’n club, de deur toch gesloten was. Dan liep je gewoon in een lekker tempootje weer terug. Het is voor mij moeilijk om duidelijk te maken hoe dat allemaal ging toen. Ach, het zijn allemaal onbeduidende herinneringen. Ik weet dat allemaal niet, ik heb daar ook geen aandacht aan besteed. Toen wist ik al dat je hoofd op een gegeven moment vol raakt, dus hoe minder je daar aan werkt om dat vol te maken, hoe beter het is.

In de tijd dat ik jong en sterk was, bestond er in feite geen school. Het was oorlog, en de leraar zat meer in de schuilkelder dan dat hij met ons bezig was. Ik heb daarom nooit een structurele opleiding gehad. Na de lagere school was school voor ons over. De middelbare school, daar hadden we geen interesse meer in. Dat was destijds niet belangrijk, omdat het land letterlijk weer moest worden opgebouwd. Toen mijn vader na de oorlog terugkwam van tewerkstelling in Duitsland en Frankrijk, pakte die al snel weer de kruiwagen, liefst een met een flinke kop erop. Aan de slag, opbouwen. Zo ging dat.

Inzet

Uiteindelijk is honderd procent van wat ik heb bereikt te danken aan inzet, al was dat uitsluitend op basis van vreugde. Want plezier overwint alles. Tegen iemand die er plezier in heeft, hoef je niet te zeggen dat hij moet trainen. Voorbereiden op een kampioenschap deden we ook niet. Maar vergis je niet, we trainden wel gewoon acht, tien, twaalf uur achter elkaar door. Daarbij zorgde je dat je je ogen en oren openhield. Als er dan gezegd werd: er zijn volgende week wedstrijden, dan vroeg je: mag ik meedoen. Want in mijn tijd leefden we niet volgens de stelregel dat zij die vragen worden overgeslagen. Bij ons was het: zij die niet vragen, die worden overgeslagen.

Ik heb me tijdens een wedstrijd nooit extra ingezet. Ik deed wat ik lekker vond. Natuurlijk moet de inzet optimaal zijn, maar de vreugde moet prevaleren. Dat geldt voor mezelf, ik weet niet of dat voor anderen geldt. Het wordt me wel eens kwalijk genomen dat ik daar geen oog voor heb, voor anderen. Maar ik ben – of was- bezig het judo te doen zoals het moest. Zoals ik vond dat het moest. Niet te moeilijk. Als het te moeilijk was, had ik het nooit gered. Judo is heel makkelijk. Ik vind het niet opzienbarend dat ik daarin kampioen ben geworden.

Anton Geesink (3)

Ik ben alleen wel een van de weinigen die vreugde voorop stelde. Ik ben iemand die dingen deed omdat hij ze fijn vond. Ik wist van jongs af aan al dat als je iets perfect wil doen, het vreugdelement daar onder lijdt. Je kan beter gewoon lekker voetballen, lekker judoën of wat dan ook, dan merk je dat je dingen doet die je niet zou doen als je de perfectie zou nastreven. Want als je bang bent een fout te maken, raak je geblokkeerd in je ontwikkeling. Terwijl als het je vreugde geeft, het plezier vanzelf overgaat in perfectie. Ik hoop dat het zo duidelijk is. Kijk niet naar het resultaat. Kijk of het leuk is.

Toeval

Als ik niet naar die voetbalwedstrijd was geweest, dan had ik het heus op een andere manier wel gevonden. Daarvoor was ik creatief genoeg. Had judo niet bestaan dan zou ik het bij wijze van spreken zelf uitgevonden hebben. Dus als u vraagt: waarom ik aan judo ben gaan doen? Ik vond het hartstikke leuk om te doen, dat is mijn antwoord. Toeval speelt hierbij geen rol.

Dat ik kampioen ben geworden, is ook niet toevallig. Ik ben daar vanaf mijn veertiende mee bezig geweest. Ik wel heb het geluk gehad dat ik judo bedreef met jongens die net zoals ik over judo dachten. Het vreugde-element moest altijd prevaleren. Daarom is het niet toevallig dat we hier de beste judoërs hadden. Het is ook niet toevallig dat die jongens er waren, want anders had ik hen wel gevonden. Ik bezit die eigenschap: de mensen vinden die ik nodig heb. Mensen die het fijn vinden het ook op die manier te doen.

Trots

Het meest trots ben ik op mijn huwelijk, mijn drie kinderen en mijn vier kleinkinderen. In vergelijking daarmee zijn medailles onbelangrijk. Ben je mal zeg. Daarbuiten ben ik er wel trots op, maar kan ik er geen rangorde in aanbrengen. In medailles, docentschappen, onderscheidingen, benoemingen. Het zijn allemaal hoogtepunten voor mij, zonder onderscheid.

Spijt

Heb ik ook niet. Wat heb ik daar aan. Spijt kun je pas hebben als er een mogelijkheid is het opnieuw te doen. Anders is het dubbel. Nee, ik vind niks jammer. Je hebt wel eens mensen die ziek zijn en als je vraagt hoe het is zeggen: er zijn betere dagen. Dat gevoel heb ik wel eens gehad, bijvoorbeeld bij wedstrijden. Er zijn wel eens betere wedstrijden geweest, dat je niet eruit haalt wat je dacht. Begrijp je wat ik bedoel? Maar spijt, nee. Je kan het toch niet herstellen.

Imago

Dat hoofdstuk, dat weet ik niet. Dat kan ik niet. Het interesseert me geen lor. Als mijn vrouw maar tevreden is, en mijn kinderen, en mijn kleinkinderen. Voor de rest zoeken ze het maar uit. Ik heb me nooit ingezet om bekend te worden. Ik doe niet graag iets dat iemand wil dat ik doe. En dat komt omdat ik het financiële nooit voorop heb gesteld. Geld is nooit belangrijk geweest voor me.

Anton Geesink (4)

Mij wordt wel verweten dat ik langdradig ben. Maar ja, het probleem is: als je er allemaal korte frasen van maakt, daar word je niet wijzer van. Het is een hele klus de juiste antwoorden te geven op die gecompliceerde vragen. Soms wordt niet alles op de juiste manier geïnterpreteerd, misschien omdat ik geen structurele opleiding heb genoten. Wat niet wil zeggen dat ik niet heel veel geleerd heb, eerst als judoka, later als leraar en daarna als bestuurder. Ik heb les gegeven op tal van scholen. Ik ben eredoctor van de meeste prestigieuze universiteit van Japan. Ik weet wat ik moet weten, alleen heb ik die kennis op een heel andere manier opgedaan.

Genen

Ik heb nooit genen gezien, dus ik kan daar niet gemakkelijk iets over zeggen. Ik ben iemand die niet gaat praten over iets dat hij niet heeft gezien, of heeft meegemaakt. Dat komt omdat ik een opleiding mis en geen dingen doe die ik niet machtig ben. Anderzijds lees ik veel, en doe ik aan education permanente. Ik heb mijn talen geleerd door onder de mensen te zijn. Ik neem er de tijd voor. Als je dat doet, kun je iets de hele dag doen. Zonder tijd is vijf minuten al teveel. Ik lees veel, vooral ’s ochtends vroeg. Daar ben ik sterk in, dingen doen op het moment dat ik me fijn voel. En andersom, ik doe het niet als ik het niet fijn vind. Het gevoelsmatige is zo belangrijk, dat is bij mij primair.

Mijn talent is aangeboren, dat is zeker. Mijn vader was bouwvakker, mijn moeder huisvrouw. Nee, natuurlijk deden die niet aan sport. Als je hen dat zou vragen zouden ze zeggen: stel je niet aan. Mijn zoon Anton had een hele goede judoka kunnen zijn. Mijn jongere broer werd kampioen van Europa. Zijn zoons zijn top-ijshockeyers zijn geworden. Dus dat atletische zit wel in de familie, al hebben we het er nooit echt over gehad. Mijn vrouw geeft helemaal niet om sport. Laatst hoorden we op televisie een trainer enorm tekeer gaan tegen zijn spelers. Niet na te vertellen, zo erg. Had zij de hele avond voer om mij te vertellen hoe lekker sporten toch is. Afbeulen, zo noemt zij het.

Ik heb vaak gezegd dat ik vind dat de atleten teveel afhankelijk zijn van hun coach. Zelf heb ik nooit een coach nodig gehad. Als ik les geef begin ik ook niet per se bij het eerste hoofdstuk. Soms helemaal achteraan, een ander keer in het midden. Meneer Geesink, zeggen andere leraren dan, waarom doet u dat zo. Nou, het gaat mij erom dat je het hele boek kent. En als ik dat zo doe, dan doe ik dat niet om de student te pesten, maar zoek ik naar manieren om het leuk te houden, ook voor mezelf. Zo zit ik in elkaar. Ik wil ook vreugde beleven. Dat zouden meer leraren moeten doen.

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie