Op zoek naar zuivere koffie reisde politiek geograaf en journalist Anthon Keuchenius drie maanden per bus over de rug van de Andes: langs producenten van Speciality Coffee in Zuid-Amerika.
Een feloranje bus brengt ons van hoofdstad Quito naar Cuenca, over de rug van de Andes, dwars door ruraal Ecuador. Het maaiveld ligt hier op drieduizend meter. We rijden niet zelden in de mist, nooit ver van de wolken. Links en rechts akkertjes met groene kool, ui, patates, vrolijk scharrelende varkens en gewassen die ik niet herken.
Daarachter slanke eucalyptussen en hoge pollen pampagras, als uit de folders van onze tuincentra. Op de ruige weides richting horizon kleine koeien, een enkele alpaca. Goed ingepakte mensen ploegen, zaaien en wieden, tegen een decor van besneeuwde vulkanen die reiken naar zesduizend meter.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
Een volgende dag is de bus rood en verschiet het glooiende landschap van geel naar groen, met links en rechts bergen tot vierduizend meter hoogte. Dit land is oud en verweerd, zonder rotsen of scherpe pieken. De bleke zon pal boven je hoofd maakt oriëntatie ingewikkeld.
Er drijft pens in de stevige soep van een volksrestaurantje in Riobamba, waar we overnachten. Je moet hier een trui aan en kunt ook lieslaarzen huren voor als je door de moerassen heen de vulkanen op wil, maar we hebben een missie: op zoek naar zuivere koffie.
In het midden van ons uitzicht steevast een scherm waarop luid nagesynchroniseerde Amerikanen negentig minuten lang een vijand doodschieten. Meer aandacht is er voor verkopers van snoep, chips en bakjes fruit, die regelmatiger dan nodig de bus bestijgen. Crèmes tegen depressies en stress doen het na een kort college in het middenpad ook goed. Buschauffeurs openen hun deuren zonder aarzeling, zelfs voor zwervers die in datzelfde middenpad klaagredes over hun lot mogen geven en daarna met de pet rondgaan.
In Cuenca –de meest koloniale en katholieke stad van Ecuador– leer ik dat de indigenos bij strategische humilladeros moesten knielen voor kruizen die daar stonden opgesteld. ‘Op dit plein werden opstandige indigenos onthoofd,’, vertelt studente Domenica, die bijverdient als stadsgids. Als de schemer valt, vormt zich een pleintje verder een menigte jongeren die spandoeken uitrollen tegen geweld op mujeres, doorgaans toegedekt door de politie zelf. ‘Gister hebben ze weer een agent vrijgesproken die zijn eigen vrouw vermoordde’, legt een boos meisje uit.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
In een boek getiteld 1492 lees ik over Amerika vóór kolonisatie. Spanjaarden troffen een vrijwel leeg gebied zonder veel beschaving, zo luidde de geschiedschrijving eeuwenlang. Ondersteunende logica: de indigenos waren weliswaar goede jagers, maar hun vrouwen hadden het koken helaas nog niet onder de knie. De matige gastronomie leidde tot algemeen chagrijn, dat elke mogelijke beschaving belette tot bloei te komen.
De kolonisten bouwden hun kerken boven op de oude tempels van de vorige beschavingen, die daar de zon en hun zonnegoden aanbeden. Twee vliegen in een klap: heidens gedoe weg en de bouwstenen voor de juiste religie direct beschikbaar.
Noord– Peru
Vandaag de dag leggen wetenschappers de weggemoffelde, vernietigde of overgroeide beschavingen bloot, vaak van indrukwekkende proportie. Het bij ons zo in zwang rakende voedselbos is hier al millennia gesneden koek. De aarde niet te veel uitputten, weet ook Peruaan Luberrlly Tocto, op wiens koffieplantage Finca Churupampa we te gast zijn. Duizend meter onder ons stroomt de Rio Amoju. Die verderop uitmondt in Rio Marañon. Die weer uitmondt in de Amazone, aan het eind van Peru.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
Tussen de rijstvelden naast de Rio Amoju een pakhuis vol jute zakken met koffiebonen. Gisteren slurpten we er koffie, want zo test je de kwaliteit. En nu lopen we over de hellingen erboven, waar Peruanen de koffie telen die ik thuis al een tijdje drink, zo logisch kan journalistiek onderzoek gaan. ‘Don Antonio!, roept Luberrlly’s moeder vanaf haar finca, als het eten klaar is, een hele week lang. En zo komt de onvermijdelijke ochtend dat er een onmiskenbaar caviapootje krokant op mijn ontbijtbord ligt.
Het is verkiezingstijd en dat betekent in Peru een paar dingen: je mag het ganse weekend niet drinken, anders 1000 soles (250 euro’s) boete. Je moet stemmen, anders 89 soles boete. Bij een kiosk in de stad zie ik dat alle kranten gaan over de president van dat moment, Pedro Castillo, die zich voor de derde maal moet verantwoorden voor corruptie. Een man draait zich naar mij om en zegt bitter: ‘Delinquentos, todos delinquentos.’ Allemaal criminelen.
Alle nog levende vorige presidenten zitten in een gevangenis.
Verkiezingen in Peru zijn er voor de opportunisten. ‘Zodra politici gekozen zijn, richten ze een bouwbedrijf op om hun netwerk allerlei opdrachten toe te spelen. Met de winst kopen ze kiezers, om een volgende termijn zeker te stellen,’ zegt Luberrlly, vanochtend goedgeluimd. De partij die hij aanhangt, heeft verloren. De partij waarop hij geld inlegde, ruim gewonnen. Oogst is een winst van 3000 soles en een hele ochtend luide felicitaties, op weg naar een volgende koffieplantage.
Midden-Peru
Reizen in America del Sur is eenvoudig: je loopt naar het busstation, kiest je bestemming en de lekkerste stoel in de beste bus, daarna pas koop je bijbehorend kaartje. Onderweg zoek je een hotel, terwijl je raampje de landschapsfilm Peru bergop vertoont. Uitzichten alom, afgrond links, dan weer rechts. Vlak voor de pas een bord: zona de neblina.
Na de paso maakt mist plaats voor boerenkool, boerenkool voor tomaten, pampagrassen voor een openluchtherbarium vol cactussen, tot beneden de mango’s aan de bomen hangen en het schaafijs zijn weg naar je mond vindt, door hetzelfde raampje. Een brug voert ons over de Maroñon, rivier die onlangs rechtspersoon werd. Daarna hijst de bus ons weer naar boven, in een blokuur dwars door drie, vier klimaatzones heen.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
In Cajamarca –zuivelstad van Peru– spreken we voormalig internationaal hulpverlener Pim, die neerstreek in Cajamarca en een ijsfabriek startte om slechthorenden aan werk te helpen. In Leymebamba blijkt het mooiste museum van Peru gesloten. In Chachapoyas leren we van Peruaan Daniël –die in Amsterdam ooit pannenkoeken bakte– dat koffie gewoon te sterk is voor Peruanen. Uit de kerk in Celendon waaien de klanken van een soort Misa Criolla, de deuren uitnodigend open. In Trujillo bereiken we de surfkust en spreken we Barry uit Den Bosch, die net zijn zoon naar ‘de voetbal’ brengt. We zwaaien de pelikanen en de aangespoelde zeerob uit en nemen de Transamericana naar Lima.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
Lima zien we door de ogen van architect Warmolt, hier twintig jaar geleden neergestreken, vanwege de liefde. ‘Doe dat maar niet en je portier even op slot’, zegt hij, als ik mijn camera uit het raampje steek. Elke dag groeit de stad verder de stenige heuvels op die eigenlijk onleefbaar zijn. De langdurige strijd tussen Sendero Luminoso (Lichtend Pad) en tegenterreur heeft Peruanen van regio naar stad gestuwd. Daarom arriveren hier elke dag verse migranten. Plankje, golfplaatje worden muurtje en verdieping. ‘Allemaal zonder fundering, in hoog risico aardbevingsgebied. Een kleine terremoto en alles is weer puinhelling,’, zegt Warmolt, over wiens opbouwwerk ik een stukje schrijf voor de krant.
We steken de Andes oostwaarts over. In het donker klimt de bus naar hoogtes die ik niet eerder bereikte en die me de adem benemen. Aan gene zijde is het tropisch en roept de oropendola [vogel, red.] zijn vrolijke roep. We bezoeken de paradijselijk biodynamische koffieplantage van Dago, die helemaal in de jungle van Peru gewoon spreuken van Rudolf Steiner declameert voor elk maal.
Terug de Andes over reizen we gelukkig bij daglicht en op de beste stoelen, boven vooraan. Het waait hier keihard, er lopen lama’s los. ‘Dat zijn vicunas, corrigeert een man die aanstalten maakt uit te stappen op 4000 meter desgevraagd. ‘Nee, die eten we niet. Vroeger wel, maar dat is nu prohibido.’ Precies op de paso Anticona (4818 meter) happen reusachtige machines stukken uit de hoge Andes, op hun flanken staat Chinalco, of Argentum.
Colombia Norte
We hervatten onze reis in Medellín, stad met twijfelachtige reputatie. En verwend door dertig beken, die de stad vol zuurstof en groen blazen. Hoge bomen verbergen het stedelijke en zelfs uit de stenen groeien planten. Paisas, boeren, zegt gastvrouw Tatiana, zijn warmbloedig, in tegenstelling tot inwoners van Bogota. ‘Die zijn koud, net als die stad zelf.’
Mauricio gidst ons naar de hellingen rond de stad. Net als in Lima strijken mensen uit de regio – paisas – tot op de dag van vandaag neer op die steile stadshellingen, op de vlucht voor guerrilla en tegenterreur. In deze verticale wijken bouwde Pablo Escobar zijn heldendom. ‘Waar bestuurders van de stad zich nooit vertoonden, organiseerde Escobar feesten met topartiesten, zijn mannen deelden er gratis geld uit.’
‘Zie je die groene huizen’, wijst Mauricio naar de hellingen aan overzijde van Medellín. ‘Daar bouwde Escobar een grote nieuwbouwwijk, gratis huizen voor de armen. Iedereen was fan. Totdat kinderen groter groeiden en klusjes voor zijn kartel bleken te moeten doen. Er vielen doden, steeds meer en steeds vaker zomaar. Mensen zetten matrassen tegen de ramen, tegen verdwaalde kogels. Konden nergens meer heen.’
Uiteindelijk vielen er veertigduizend doden. Kantelpunt was de moord op Andre Escobar, verdediger van het nationale elftal. Escobar – geen familie – schoot een bal in eigen doel en daarmee Colombia uit het WK van 1994. Terug in gepolariseerd Colombia werd dat bestraft met een kogel; de druppel. Er kwam een tegenkartel met kopstukken, voorbeeldfiguren uit cultuur, sport, zakenwereld, academici.’
Architecten en planologen uit het tegenkartel bedachten de aanleg van een metro. Kabelbanen ontsloten de steile wijken, tot dan slechts te voet bereikbaar via lange trappen (zie ook Geografie 2020-9). Mensen konden letterlijk uit de ellende ontsnappen, legt Mauricio uit: ‘Als je de metro bereikte, was je veilig, werd je geholpen. Daar stond een politieman die veiligheid bood. Een sociaal werker die je aan scholing hielp, soms zelfs aan een baan. Zo klom Medellín uit het dal.’
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
Colombia central
Klaagden de Peruanen over droogte, de noordelijke Andes kent slechts pijpenstelen. Te veel, zegt Ronald uit Nederland, die vijftien jaar geleden neerstreek in Medellín, ook al voor de liefde. Ronald ruilde zijn fotocamera voor koffie en levert nu superkoffies aan klanten wereldwijd. En verstrekt de koffiejournalist een schat aan informatie. ‘De koffiestruik heeft droogte nodig. Dan raakt ‘ie gestrest, gaat uitbundig bloeien en veel bessen produceren.’
Het blijft maar regenen in Colombia. In onze hotelkamer in Salento loopt het langs de muren. Wat me op een curiositeit brengt: stap je in Zuid-Amerika de douche in, dan zie je nogal eens draadjes naar de douchekop lopen, die daarmee in een boilertje verandert. De blote draadjes boezemen zo veel vertrouwen in dat het ding op reizigersfora als suicideshower door het leven gaat.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
De regen heeft al duizend Colombiaanse dorpen in de problemen gestort, weet Don Alvaro, achter in de zeventig dus ik hang aan zijn lippen. Hoe zijn vader koffieboer was in een tijd dat Colombia nog geen koffie dronk. ‘We dronken chocola!’ Hoe zijn familie lang probeerde het familiebloed zuiver te houden door neven en nichten met elkaar te laten trouwen. Hoe dat soms fout liep. En nu op zijn einde loopt, waardoor vreemd, maar vers bloed de familie in mag lopen. Hoe veilig het eigenlijk is in de zones die de Nederlandse ambassade rood kleurt – als no go areas.
Voor Alvaro’s dochter Angela plukken we een vrijwillig weekje koffiebessen. We leren ons in te pakken, om niet verzwolgen te worden door het insectenleger rond koffiestruiken. We leren ons staande te houden op de steile hellingen. Angela vertelt over de enorme koffieplantage van de overbuurvrouw: honderd man in dienst, maar zo slecht betaald en karig verzorgd dat honden en hoge hekken in de verre omtrek proletarisch winkelen –vooral kippen en bananen– moeten voorkomen.
Angela schakelt Alvaro’s koffieplantage om naar specialty coffee. We leren hoe je koffie plukt, ontpulpt [het vruchtvlees van de pit (boon) verwijdert], wast, brandt, maalt, proeft en exporteert. Angela, –voorheen architect,– ziet toekomst in de specialty. Partner Juan overweegt zijn baan als milieukundige op te zeggen, tot afgrijzen van de oude Alvaro. ‘Met zijn salaris betaal je vier koffiearbeiders.’
Voor vertrek geeft Alvaro ons nog een laatste lesje, ditmaal over Panama en het kanaal: ‘Panama bestaat niet. Dat pakten ze van ons af, de Amerikanen, toen we het kanaal aan het graven waren, met de Fransen.’
In het weekend rijden we twee uur bergop naar Santuario. Het staat niet in de gidsjes en zal mede daardoor het meest Colombiaanse stadje ter wereld zijn. Uit de huisjes op de koffieheuvels rondom waait vrolijke muziek. Op de centrale plaza eten we salchipapa, –patat met knakworst,– en drinken bier. Ruiters laten er hun paarden dansen en cafébazen steken elkaar met decibellen de loef af. Het meisje dat bier rondbrengt, wijst naar binnen opdat ik een cancion kies, maar het is al fantastisch wat ze draaien, oude samba, cumbia, vallenato, ik weet niet welk genre.
Een volgende bus –langs Montenegro, Palestina, Allemania etc, Colombia herbergt veel melancholie– brengt ons naar zwoel Cali, capital de salsa. De parkjes langs de Rio Cali geuren naar wiet. Vriendelijke stadswachten leiden ons veilig door de onveilige, duistere stad. We overnachten tussen vergane glorie in het lokale Savoy. Als gerant André verneemt dat mijn reisgenoot een maestra is als hijzelf, schaakt hij haar in een oogwenk in zijn armen, voor een soepel potje salsadansen.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
Cauca, Huila
Stadsgids Hans heet zo vanwege een Duitse opa, maar zijn looks zijn mestizo: inheems, Spaans, Afrikaans bloed. Hans legt ons Colombia uit: eerst vanaf de 16e eeuw Spanjaarden tegen Indigenos, gewonnen door de Spanjaarden. Dan Simon Bolivar, die begin 19e eeuw de Spanjaarden het noorden van Zuid-Amerika uitjaagt, waarna de verenigde droom uiteenspat in de stukjes Colombia, Peru, Bolivia en Venezuela.
In Colombia brandt vervolgens een eeuwige strijd los tussen liberales en conservadores. De conservatieven eigenen zich bij elke winst zo veel land toe dat het groeiende leger landlozen zich in de campo, de jungles, verenigt en de wapens opneemt. De strijd financieren de guerrillero’s aanvankelijk met contributies, uitmondend in afpersing en steeds lucratievere handel in narcotica.
Over de Cordillera Central –de centrale rug van de Andes– hobbelt de bus door de paramo, het tropische hooggebergte met wonderlijke vegetatie en een mate van nattigheid die de machtige rivieren van Colombia doet ontspringen. We landen in San Agustin, met opnieuw doorwaakte nachten vanwege het feestgedruis. De Colombianen, ze wonen in het paradijs, maar nu en dan maken ze er een hel van.
We bezoeken de koffieboeren van Huila en verlaten Colombia via een zone die WijsopReis rood markeert. Zolang je op de hoofdroute blijft, is het seguro, melden vooraf geraadpleegde bronnen. In de bus vraag ik de chauffeur nog eens naar de aanwezigheid van de narcos, hier in het beruchte Putumayo. ‘Hier is de Force nacional [het nationale leger] de baas. Voor problemen moet je naar Puerto Asis of Puerto Guzman, ver weg van de hoofdwegen. Vorige week is daar nog een dode gevallen bij een onderling treffen.’ Zijn dat dan narcos, vraag ik. ‘Revolutionarios, narcos’, mompelt de man terug. Alsof er geen verschil bestaat.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
Ecuador
In Ecuador reizen we een paar uur oostwaarts en vervolgens per gemotoriseerde kano naar de inheemse Kwicha, beter bekend als Quechua. We horen brulaapjes, zien papegaaien klei eten en na zonsondergang de reflecterende oogjes van kaaimannen. We tellen nog zeven andere apensoorten, vangen piranha’s en horen – en ruiken vooral– driehonderd zwijnen de jungle plattrappen en even later in de rivier plonzen.
Ik leer dat de toekomst van de Kkwicha bungelt tussen toerisme en oliewinning en schrijf dat verhaal op.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
In Banias –capital desportes extremos– komen toeristen aan een touw van de brug springen en ondersteboven scheren over boomtoppen. Liever bezoeken we koffieboer Lincon Guevara en zijn geiten, die het onkruid wieden rond zijn superspeciale koffie. De laatste week belanden we in Mompiche, aan de Pacifische kust, tussen vissers, surfende pelikanen en betoverende fregatvogels.
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
Gids Fabian vaart ons door mangrovekreekjes en langs doodsaaie reuzebassins waarin de camarones (garnalen) van Albert Heijn opgroeien. De doodse blik komt door de chemicaliën, zegt Fabian. Op de terugvaart wijst Fabian ons zwarte strandjes die ondernemende Chinos afgraven, op zoek naar zeldzame metalen. ‘Maar daar hebben we een stokje voor gestoken.’
De lange terugweg de Andes weer op zien we tientallen kilometers lang door het rechterraampje een onverstoorbare groene jungle en links wat er gebeurt als je dat bos kapt om er koeien te laten grazen: voor altijd een kale bende. Ja, zegt Tomas, die ons in Ecuador helpt nog eens drie koffietelers te bezoeken. ‘Zo gaat dat. Als je het bos kapt, wordt het droog.’
(tekst gaat verder onder afbeeldingen)
Tomas brengt ons naar onze laatste koffieboer, weer een die het landschap rond zijn plantage verrijkt in plaats van verarmt. Op de terugweg laat chauffeur Sebastian weten dat hij met zijn dure Landrover niet graag meer stopt voor het rode stoplicht, in sommige buurten van Quito. ‘Je weet niet wat er kan gebeuren. ’s Avonds blijf ik tegenwoordig thuis.’
KADER: Specialty coffee
Specialty coffee is koffie van hoge kwaliteit. Al brengt Maarten van Keulen van ThissideUp, importeur van specialty, daar graag een nuance in aan. ‘Als je de koffiebonen rijp plukt en de slechte er tussenuit haalt, heb je al snel specialty.’
Minimaal 80 op een totaal van 100 punten moet specialty scoren om zo te mogen heten. Keurders, gecertificeerd door de Specialty Coffee Association (SCA), meten, inspecteren en proeven monsters van elk partijtje elk jaar weer herhaaldelijk, volgens geijkte procedures.
Specialty is kortom: koffie die aan kwaliteitseisen voldoet. Telers van koffie bereiken die score met betere productiemethodes: meer ruimte voor de plant, geen kunstmest maar compost, meer schaduw, andere variëteiten. Chemische bestrijdingsmiddelen worden vermeden of afgebouwd. Daarna: alleen de rijpe koffiebessen plukken en die netjes en gecontroleerd verwerken, drogen en selecteren.
Mindere koffieboontjes gaan door het leven als commodity, of gangbare koffie. Die koffie –tegen de 90% van alle teelt– wordt verhandeld tegen prijzen vastgesteld op de New Yorkse koffiebeurs, geregeerd door futures en speculanten. Momenteel ligt de prijs van gewone koffie met ruim 4 dollar per kg vrij hoog, maar er zijn jaren dat de koffieboeren minder dan de helft ontvangen voor hun boontjes.
Telers van specialty coffee (meer dan 80+) ontvangen 6 dollar of meer per kilogram, met uitschieters naar 100 dollar voor bijvoorbeeld een superieure Gesha uit Panama. Prijzen van specialty worden veel minder geregeerd door beurs en markt. Want sourcers’ van specialty – doorgaans kleine tot middelgrote importeurs in de Verenigde Staten, Azië en Europa – betalen hun producenten liefst goed. Niet alleen vanwege ethiek, ook om zich van volgende kwaliteitsoogsten te verzekeren.
Specialty Coffee is geen erkend keurmerk. Je vergewist je vooral van de kwaliteit door te kijken naar herkomst, soort, branding (specialty is per definitie nooit donker gebrand) en branddatum. Hoe meer details, des te groter de kans op echte specialty. Meestal koop je die goede koffie bij een gespecialiseerde branderij. Elke middelgrote stad in Nederland heeft er een en het internet wemelt van branderijen die per postorder versturen.
De markt voor specialty groeit al jaren. Naar verluidt koopt de koffiedrinker in de VS al in een kwart tot de helft van de gevallen specialty coffee. Nederland loopt voorop qua importeurs, ambachtelijke branders en een groeiend aantal hippe koffietentjes met goede koffie, maar de prijsbewuste Nederlandse consument koopt nog altijd liever supermarktkoffie.
Soms draagt die koffie een logo van Fairtrade of Rainbow Alliance, keurmerken die in weerwil van de suggestie zo weinig aan de omstandigheden en leefbaarheid in herkomstlanden veranderen dat de specialty sector daar op neerkijkt. ‘Hooguit dat de koffieboer een kwartje extra krijgt’, aldus Ronald de Hommel, sinds een jaar of twintig importeur van specialty uit Colombia, via Coffee Quest. ‘Die keurmerken lossen weinig op. Met kwaliteit los je problemen sneller op.’
Wat een kwaliteitsimpuls voor gevolgen heeft, laat de Peruaan Eber Tocto zien op zijn boerderij Churupampa, waar hij een zwembadje liet aanleggen, gevoed door een beekje. ‘Om de andere koffieboeren te tonen dat je voor een goed leven niet hoeft te emigreren naar de stad. Een mooi leven kun je hier misschien wel beter bereiken, door het telen van cafe especial.’
Artikel eerder gepubliceerd in Geografie, juni 2024
Meer lezen:
Gun de koffieboer zijn zwembad
Goede koffie is geen ontbossingskoffie
…of download de hele ZuivereKoffiekrant
Waardeer dit artikel!!
Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.
NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!