Embedded bij de gouverneur van Shabwa, Jemen

Eind 2020 mocht Jemenjournalist Anthon Keuchenius dan eindelijk weer eens naar Jemen reizen, embedded met nog elf andere journalisten. Twee jaar later is het tijd voor een kijkje achter deze journalistieke schermen.

Het is november 2020, de wereld zit op slot maar ik mag toch op reis, eerst naar Cairo en van daaruit door naar de bestemming, die omwille van veiligheid voor de buitenwereld nog even geheim moet blijven. 

De allereerste wolkenkrabbers ter wereld, in Shibam. Door het gepantserde glas van de gepantserde auto, eruit mocht niet

Via whatsapp rolt daags tevoren een geruststellend risk assessment binnen: Airstrikes: very low. US- dronestrikes: low. Projectiles and missiles: low. Friendly fire: low. Houthi threat: very low. Road accidents: low to medium. Covid-19: low to medium. Uit voorzorg, zegt de security, zullen we niet ‘s nachts reizen over de weg, omdat US-drones hun weg naar nachtelijke colonnes zo goed weten te vinden.

Shabwa veertig km ten noordoosten van Ataq, waar de weg weer omhoog gaat

De vliegtuigen en luchthavens erheen zijn vanwege de pandemie kil en uitgestorven, maar in Cairo schijnt de zon en is het al best gezellig, zoals verwoord door een opgetogen Hollandse medereiziger, op weg naar zijn werk als elektrotechnicus in de Nijldelta: ‘O, wat heb ik zin in Egypte. Lekker met zijn dertigen bij elkaar in het theehuis!’ 

Typisch Zuid-Jemenitisch huis, van leem

Bij het verlaten van Terminal 3 kom ik terecht tussen verveelde taxichauffeurs; er zijn geen toeristen, er is geen werk. De prijs van een ritje is gehalveerd naar vijf dollar, vertellen ze, om mij alsnog tien dollar te vragen voor de twee kilometers naar mijn hotel. ‘Negen dollar dan? Kom, ik heb een familie te voeden.’

Vanuit de gepantserde Landcruiser, achter de armoured car aan

De volgende ochtend verzamelen we in Terminal 1 rond M.: hij expeditieleider, wij journalisten uit diverse landen, allemaal met succes gesolliciteerd naar een plaatsje in deze expeditie naar geheime bestemming. M. praat onophoudelijk in zijn telefoon met mensen wier toestemming nodig is ons in het vliegtuig en op de bestemming te krijgen. Het lukt niet, wel, dan weer niet. Plan B wordt alvast gesmeed. ‘He is amazing,’ zegt de Zweedse collega, over M.

Statiefoto notabelen, gouverneur in blauw pak

Kort voordat het vliegtuig moet opstijgen leidt een beambte ons langs lange wachtrijen de donkere krochten van Terminal 1 in. We slingeren langs treintjes vol koffers en staan ineens buiten, waar de zon schijnt en we opnieuw mogen beginnen. Reisperikelen, het is een soort poker dat je altijd succesvol kunt afsluiten, mits je in een afgewogen mix van persistentie en gedienstigheid de jou toegewezen beambten volgt. Vier uur te laat belanden we uiteindelijk gewoon in het vliegtuig. Yemenia, staat erop. 

Gouverneur ontvangt de journalisten met altijd nog meer eten

Ik plof neer naast de verslaggever van The Guardian. We blijken een gemeenschappelijke kennis te hebben, over wie verslaggever zich negatief uit. Als ik doorvraag ontvang ik een Brits understatement: ‘I am not sure if we are close enough yet‘. Achter de afscheiding vlak voor ons begint een iemand onbedaarlijk te hoesten en te rochelen. De Spaanse collega die zonet triomfantelijk neerzeeg in de brede stoelen van de businessclass kijkt bedenkelijk om, naar ons in economy.

Qat kauwen in het koele, veilige benedenverblijf

Yemenia landt rond middernacht in land van herkomst. Daar wachten vriendelijke mannen met in zilverpapier verpakte maaltijden, die we volgens lokaal gebruik in kleermakerszit op de vloer genieten. De vriendelijke mannen laden ons vervolgens in gepantserde Landcruisers. Vooraan, ertussen en erachter komen escorterende jeeps en pantserwagens met zwaarbewapende strijders in de laadbak. We rijden in vijf uur naar geheime bestemming door het pikkedonker, kennelijk is het Pentagon verwittigd. Door het gepantserde raam zie ik de contouren van de beroemde lemen wolkenkrabbers van Shibam aan me voorbijtrekken.

Wierrookmannetje komt langs

Omdat de expeditie exclusief maar verre van gratis is heb ik een vijftigtal vrienden en trouwe volgers gemobiliseerd in een whatsappgroepje. Tegen een donatie -om je kosten te dekken moet je creatief zijn, als freelancer –  houd ik hen dagelijks op de hoogte, met beeld en uitgebreid bijschrift. De aflevering die ik zo langzamerhand veilig kan versturen is een quizvraag naar de geheime bestemming: 2370 km zzo vanuit Cairo per vliegtuig en daarna nog vijf uur per auto zzw. Sjaak -de appelboer bij wie ik soms wat bijverdien- wint de quiz: Ataq, waarvan je de q –qaf in het Arabisch – uitspreekt met een klikje van je strotklepje. Probeer maar even.

Ataq vanaf verboden te betreden dak hotel. Net Assen toch?

Ataq is provinciehoofdplaats van Shabwa, een centrale provincie van Jemen, ooit Arabia felix genaamd: het gelukkige Arabië. Shabwa is net zo groot als Nederland en heeft tegen het miljoen inwoners. Shabwa beleefde glorieuze tijden tijdens de eeuwenlange doorvoer van goud, specerijen, wierook en mirre naar het noorden, om daar gebruikt te worden bij erediensten. Tot zeelui de moessonwinden begrepen en de handel naar zee verdween. Nu levert Shabwa olie en gas. Mohammed Bin Adiyu is sinds kort de gouverneur van Shabwa en om dat aan de wereld te verkondigen heeft hij ons uitgenodigd.  ‘Het is beter om het eenmaal zelf te zien dan er duizend maal over te horen,’ zal de gouverneur ons verwelkomen

Gouverneur Bin Adio geflankeerd door hofhouding, onder portret president Hadi. Allemaal vervangen inmiddels

We arriveren ongedeerd en nog voor het ochtendgloren in Ataq, dat me op een vreemde manier doet denken aan Assen. We krijgen de bovenverdieping van een splinternieuw hotel toegewezen. Zoals gebruikelijk in deze contreien is de afwerking nog niet afgerond, maar het verval al wel ingetreden. We leren dat we het hotel niet op eigen gelegenheid mogen verlaten en doen een te kort dutje. Ik vind een alcoholvrij biertje in de minibar.

Foul wa Bayd (bonen/ei) voor de bewakende troepen op parkeerplaats Hotel

‘s Ochtends staat de vloer van de gemeenschappelijke kamer vol zwarte koekenpannetjes met foel, de Arabische ontbijtbonenpuree die met lapjes onovertroffen Jemenitisch malawahbrood in de mond geschoven wordt. Eromheen thermoskannen thee en twaalf journalisten, waarvan de meeste worstelen met te stijve benen. Als ik een luchtje schep op het hoteldak tref ik mannen die er de hotelwas doen, vluchtelingen uit Taiz, Jemens derde stad en al zes jaar precies op de frontlijn tussen Noord-en Zuid-Jemen. Een veiligheidsman onderbreekt ons gesprek en maant me naar beneden. ‘Did you ask permission to go on roof?’ 

Taste The Full Alcoholvrij Life!

We stappen opnieuw de gepantserde Landcruisers in. Ik leer dat de huur duizend dollar per dag bedraagt, net als het hotel betaald door de gouverneur. Ik leer dat de groene strijders in onze colonne zijn van de shaaria -de verjaagde, maar wettige regering van Jemen- en de blauwe van de chaassia -de speciale troepen uit Shabwa. In de ruime bovenzaal van het provinciehuis ontvangt gouverneur Bin Adiyu ons in het lichtblauwe pak zo typisch voor Zuidjemenieten. Een serie beambten steekt de loftrompet over Shabwa, waar sinds het aantreden van de nieuwe gouverneur eindelijk sprake is van vooruitgang, ondanks voortdurende aanslagen op zijn leven. ‘Ze sturen ook mensen naar me toe om te vragen: hoeveel wil je hebben. Maar ik wil niks, ik wil alleen mijn land terug,’ besluit de gouverneur met zachte stem.

Door Saudi geschonken covidkliniek ontvangt het dozijn journalisten plus escorte

Een collectief fotomoment maakt een einde maakt aan de geheimzinnigheid rond de bestemming: de foto’s gaan de socials op en de socials gaan direct los, in Jemen woedt de oorlog op alle fronten. Een vriend herkent expeditieleider M. als voormalig en enigszins losgeslagen student in vooroorlogs Aleppo, als ik de staatsiefoto verspreid in het whatsappgroepje. ‘Je hebt hem zelf ontmoet in 2004,’ maar die herinnering is vervaagd. 

Bezoek aan ziekenhuis, fotograaf voorop

Na opnieuw een overvloedige maaltijd op een volgende vloer dalen we af naar de koele benedenruimtes van het zwaarbewaakte provinciehuis, voor het informele, verdiepende gesprek. De gouverneur blijkt getransformeerd naar tribale sjeik en nestelt zich naar goed Jemenitisch gebruik in de kussens, omgeven door thee, water en bosjes qat, de Jemenitische narcotica waar we de komende uren op zullen kauwen. 

Langs de weg een lange slinger groepjes Ethiopische vluchtelingen

In andere kussens hangen andere sjeiks, mannen in maatpak, wijzelf, wat tolken en een reeks geüniformeerde generaals. We worden ingeleid in het krachtenveld van Shabwa en het duizelt me. Dat wordt er niet beter op wanneer ik jaloerse blikken werp op de blocnotes van twee oudere collega’s, die alles netjes en schematisch in zwierig steno noteren. Er raast een man langs die met emmertjes rook de zaal in een zoete mist hult. ‘Alleen de jonge blaadjes kauwen, niet de takken,’ doceert mijn overbuurman, over een groeiende berg kale takjes aan zijn voeten. Mijn wang vult zich met groene sappen.

Verpakking qatbundeltje, uit het Noorden. Duur spul. ‘We houden de Houthi hiermee in het zadel’

De jonge generaal schuin tegenover wordt ons opgediend als held van bevrijd Shabwa. Verjoeg eigenhandig alle bezetters: zowel de Houthi’s terug naar het noorden als de Emirati’s en hun trawanten terug naar het zuiden. Dat ging wel ten koste van een arm en een been, plus drie broers. ‘Als we hem niet tegenhouden gaat ‘ie in zijn eentje hele legers te lijf,’ lacht een collegageneraal. Nu bestiert de held de militaire politie, zonder veel restricties of commissies van toezicht. Regels zijn er niet meer in Jemen, donkere kerkers en bedenkelijke procedures des te meer. 

Controlehokje tussen Shabwa en Hadramawt

De held was ons vooraf aangedragen als het verhaal van Shabwa en de collega’s maken driftig notities, ik laat dat verhaal aan hen. De gazelles buiten interesseren me eigenlijk meer. Die schuifelen schichtig rond onze etensresten, pal naast waar bezoekende Landcruisers draaien en keren. Nog in Nederland kreeg ik elektronische post uit Jemen, met de vraag of ik een vrijgeleide kon regelen voor bronnen met bewijs van handel in zeldzame soorten, door hooggeplaatste personen. Vrijgeleides zitten niet in mijn freelancepakket, dus ik zat al met vraagtekens en vind er nu een nieuwe bij: waarom moet het schamele wild dat Jemen nog rest rondscharrelen in dit armoedige perkje. Een rondvraag levert weinig op: ‘A gift from southern sjeichs.’ 

Een van de vijf gazelles, zwaar beschermd maar desondanks geschonken door een bevriende Sjeich

Met de olielekkages kom ik ook al niet verder. Shabwa is een provincie vol jaknikkers, de olie stroomt er in lange pijpleidingen van de productievelden in het noorden naar de terminals aan de kust. Door gebrek aan onderhoud en brandstofroof lekken veel van die buizen, waarna olie mengt met grondwater. Nog thuis kreeg ik ook elektronische post over dorpen waar niets meer wil groeien. De coördinaten staan op mijn telefoon en het halteerverzoek heb ik herhaaldelijk ingediend. Maar een journalistiek kijkje is mij niet vergund, als onze colonne de volgende dag op een excursie langs precies zo’n dorp rijdt. ‘Here we pass oil leaks,’ lispelt A. doodleuk op de krakende intercom, maar we rijden keihard door. 

Onze qatkauwende berschermers. Qat houdt je op de been en het is gezelliger

‘Te gevaarlijk’, zegt A. later, maar ik geloof hem niet. A. is behalve onze reisbegeleider ook zoon van de in Shabwa dominante Awlaqistam, onderminister van de provincie en chairman van de EPA, de Jemenitische milieubescherming. Later op het strand zie ik hoe goed A. de natuur beschermt, als hij zijn plastic flesjes op het smetteloze strand achterlaat. Olielekken passen evenmin in het verhaal waarvoor we hierheen zijn gehaald. We zijn hier embedded bij de gouverneur en dienen diens agenda: de olie- en gasexport hervatten. Miljarden zijn er te verdienen en de zakken zijn diep. ‘Tomorrow we go to Balhaf’, luidt ‘s avonds de aankondiging. 

De berg waarop het oude Qana was gevestigd, aan het schitterende strand, met heel veel natuur

Langs de kaarsrechte weg lopen groepjes Afrikanen in ganzenpas in tegengestelde richting, de schamele spullen in een plastic tasje, in de andere hand een flesje water. We passeren een kruispunt waar in 2015 de opmars van de Houthi’s stokte. 

De begeleidende ambulance, van de WHO

Houthi’s heten vaak rebellen maar dat is ten onrechte. Houthi is een tak van de Hashemieten, een bovenklasse in de hevig gestratificeerde Jemenitische samenleving. In 2015 heroverden de Houthi’s de macht in Noord-Jemen die ze in 1962 na een duizendjarig rijk verloren. Dat vinden de stammen van Shabwa best, zolang die Houthi’s maar in dat noorden blijven, aldus de gouverneur, die zich niet voor karretjes wil laten spannen: ‘De Emiraties zeggen dat ze tegen de Iraniërs vechten, terwijl die allemaal in Dubai wonen. We hebben geen kogel van hen gehad om tegen de houthi te vechten’.

Het toeristenoord in aanbouw waarvoor archeologie en natuur moeten wijken

We slaan linksaf en het land vergroent. Zwarte wouwen draaien met hun gevorkte staart rond hoge lemen huizen die wegvallen tegen de beige rotsen. In het stadje Habban, op zichzelf al een openluchtmuseum, bezoeken we het museum. Het ligt vol spulletjes uit beter tijden. Ambachtelijke dingen van leer en hout, buizenradio’s, Britse geweren met uitzonderlijke lange loop. 

Oude spullen in het museum van Habban

We vinden in het museum ook veel heimwee, zoals naar de 450 joden die in 1950 met operatie Vliegend Tapijt naar Israël werden gevlogen. ‘Dat was een derde van de bevolking. Iedereen huilde toen ze weg moesten van de Britten’, diept de museumgids de overlevering op. Naar de Britten zelf ook heimwee, die hadden Zuid-Jemen opgedeeld in sultanaten, zoals hier het Al Wahidi-sultanaat, dat de eigen boontjes dopte. Bij het verlaten van Habban zie ik de vlag van onafhankelijk Zuid-Jemen op Habbaanse muren geschilderd.

Waar de loyaliteit van Habban ligt, zie vlag en sabel: bij het onafhankelijke Zuiden

We rijden verder langs de kust. Rechts de Indische oceaan, links mimosastruiken met zwierende zwaluwen en bijeneters druk cirkelend erboven. Bij een enorme zwarte bult draait onze colonne het strand op voor een baantje zwemmen. Langs de branding trippelen steltlopers, verderop in de Indische oceaan een eilandje met opstijgende wolkjes broedvogels. 

Op weg naar meeting met de belangrijkste Sjeichs van Shabwa

De zwarte bult blijkt een oud Himyarisch kasteel. We zijn hier in het legendarische Qana, de mythische havenplaats van waaruit wierook en goud naar het noorden werd verscheept. Bouwvakkers werken er aan een foeilelijk vakantieparadijs, bovenop wat natuurgebied of archeologische hotspot zou moeten zijn. ‘Dat zou best beschermd mogen worden’, zegt de bouwingenieur met een fronsje berouw. ‘Maar ja.’

In het zand, met thee en hapjes, bij de Sjeichs

Op de terugweg rijden we door Azzan, waar AQAP (Al Qaeda on the Arabian Peninsula) vier jaar eerder een kortstondig kalifaat vestigde en we opnieuw niet mogen uitstappen. Far mag juist wel bij gasexporthaven Balhaf, maar die poging mislukt, ze laten ons er niet in. Balhaf is het enige stukje Shabwa nog in handen van de tegenstanders van Bin Adiyo, die de Emiraatse heersers  als machtige beschermheer hebben. 

De vluchtelingenondernemer en zijn Ethiopische counterpart, ook aan de qat

Met Balhaf verdiende Jemen voor de oorlog een miljard per jaar. Balhaf is voor de helft van het Frans Total en daarom krijgt onze Franse collega deze week een speciale behandeling. Er rolt een dik stuk in Le Monde uit maar tot op de dag van vandaag is Balhaf ondanks de wereldwijde vraag naar gas gesloten en wordt er niks met gas verdiend.

Een getuige die niet direct welkom was bij de gesprekken met de journo’s

We bezoeken ziekenhuizen, covidklineken en imkers, er rollen verhalen uit voor de krant. We bezoeken een tribal gathering in het zand. De sjeiks neuzen elkaar ter begroeting en drinken thee rond kampvuren, waar grijze mannen wijze dingen zeggen: ‘Kijk naar de VS, andere landen; uiteindelijk zijn er maar twee partijen die de boel polariseren. Wij stammen zijn met veel meer, geen van ons heeft het voor het zeggen en iedereen moet het ermee eens zijn. Werkt veel beter!’

Broer van door Saoedische bom omgekomen vrachtwagenchauffeur, ergens in Noord-Usaylan, in het onrustige westen van Shabwa

We spreken journalisten en ook daar rolt een verhaal uit, maar zelf op stap mogen we niet. In plaats daarvan worden de mensen naar ons toegebracht, zoals de mensensmokkelaar met vijf iphones in zijn gordel die zelf meent humanitair werk te verrichten. We spreken de gesmokkelden zelf.  We spreken slachtoffers van Saoedische bommen. We spreken gemartelden, we spreken zonder rechtsgang geinterneerden, we spreken geintimiteerde journalisten.

De imkers die alle frontlinies kunnen slechten omdat ze superieure honing produceren

Dan zijn de dagen op en blijkt onze retourvlucht uitverkocht. Plan B wordt alsnog van stal gehaald en langs einders vol zwarte rook -ook daar ligt een verhaal-, langs opnieuw de imposante lemen wolkenkrabbers van Shibam rijden we door de groene Wadi Hadramawt, waar ik al decennia heen wil, maar nu ik er ben niet mag uitstappen. Ik kauw verder op mijn bundeltje qat en bij ondergaande zon klimmen we de Wadi uit een hoogvlakte op zo overweldigend dat je vanzelf Allahu Akbar denkt. We zijn in de provincie Mahra en de maan ligt hier opzij. 

De gordel met vijf Iphones van de vluchtelingenondernemer

Bij Thumud geraken we maar met veel onderhandeling voorbij een Emiraats legioen dat het plaatselijke vliegveld al jaren bezet houdt en onze Shabwaanse begeleiders doet rillen. Rond middernacht slechten we de Omaanse grens en keert de colonne zonder ons maar met verse qat terug naar Shabwa. De Omani’s weigeren ons eerst toegang tot hun weidse land, om ons een nacht later te fêteren in een luxe hotel in Salalah. Via Muscat keer ik tenslotte terug naar Nederland om nog weken te werken aan het afronden van vijf verhalen voor het thuisfront.

Shibam, weer vanuit de gepantserde auto, maar ditmaal wel in daglicht
Het bundeltje qat voor de lange, spannende reis door Shabwa, Hadramawt en Mahra naar Salalah, Oman
Groene veldjes in Hadramawt, waar we weer niet mochtev uitstappen
Door Mahra, indrukwekkend, maar hoe leg je dat vast
Moeilijk te bedwingen grens tussen Mahra (Oost-Jemen) en Oman
Goedmakertje van de Sultan, die het dozijn journalisten een nacht op de grens liet wachten
Het was toevallig Oman-dag, de koks vonden dat ook een snapshotje waard
Het was nochtans veilig en lekker zwwemmen
Kust van Dhofar, relaxed, monumentaal en lekker rustig
Ontbijtboodschap van het Crown Plaza

Artikel verscheen eerder in Geografie magazine nov 2022

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie