De Nepalese Rus Anish Giri was op zijn vijftiende ook al niet snel van zijn stuk te brengen

Schaaknederlander Anish Giri won na vijf tweede plaatsen gisteren dan toch het prestigieuze Tata Steel Chess, voorheen Hoogovens Schaaktoernooi, dat in 1985 de laatste Nederlandse winnaar kende in Jan Timman. Ik vroeg Giri veertien jaar geleden -toen was hij vijftien- naar zijn talent, zijn plafond, zijn idool en naar  de rol van factor toeval. ‘Of het toeval is, of het in mijn bloed zit, ik weet het niet. Ik denk wel dat de verhuizing naar Nederland belangrijk is geweest.’

Inleiding: De Winston Churchillaan

Het is juni 2009. Ik schrijf een serie genaamd Uitblinkers, voor onderwijstijdschrift Talent. De bedoeling is te zoeken naar factoren waaronder een talent tot wasdom komt. Mijn oog is gevallen op een jonge schaker: Anish Giri.

Ik regel een afspraak via vader Sanjay, een hoffelijke Nepalees -hij werkt in Delft als ingenieur- en tuf in mijn oude Volvo naar Rijswijk. In de doorsnee flat aan de Sir Winston Churchilllaan tref ik een warm gezin -Russische moeder, zusjes, vader Sanjay is er vandaag niet- dat zich al snel terugtrekt naar de woonkamer.

Ik krijg een kop thee en praat een ruim uur met Anish aan de keukentafel, over schaken, school en over talent. Het is niet zijn eerste interview, wel pas zijn derde. Anish sprak eerder met een schaaktijdschrift en een portret van Anish -al wel een lokale beroemdheid- stond in het lokale nieuwsblad.

Ondanks zijn vijftien jaar -middenin de puberteit- is ook Anish de hoffelijkheid zelve, openminded en geeft hij volwassen antwoorden. Het is -denk ik achteraf en nu al helemaal- misschien wel zijn grote troef: evenwicht en rust. Hoewel: ‘Laatst maakte een tegenstander bezwaar omdat ik een broodje at tijdens de partij. Ik doe dat echt niet expres, ik had gewoon honger. Ik denk dat hij niet tegen zijn verlies kon.’

Factor: Talent

Ik ben goed in logisch denken. Daarom kan ik goed schaken. Als ik schaak -of over schaken nadenk- zie ik in mijn hoofd een schaakbord, en daarop reken ik de varianten uit. Dat kan ik dus beter dan anderen.

Ik vind mezelf zeker niet dom, maar ook niet opvallend slim. Wiskunde gaat me iets beter af dan anderen, een nerd ben ik zeker niet. Gewoon een gemiddelde leerling met een voorkeur voor wiskunde, geschiedenis en natuurkunde. En met een gezonde hekel aan de talen.

Ik heb geen opvallend goed geheugen, dat is het zeker niet. Volgende week is het proefwerkweek en daarom moet ik dit weekend gewoon hard leren. Rijtjes stampen, woordjes leren, anders lukt het niet.

Factor: Toeval

Mijn moeder leerde me al vroeg rekenen en lezen, omdat ik daar aan toe was. Op mijn vijfde kwam daar een schaakbord bij. Kort daarna ging ik naar een schaakclub, in Sint Petersburg waar we toen woonden. Al snel speelde ik tegen oudere kinderen, omdat ik alles won. Zo ging dat al die jaren verder. Ik ben vaak kampioen geworden, heb veel bekers gewonnen, maar won heus niet altijd. In Rusland is de concurrentie namelijk groot.

Of het toeval is, of het in mijn bloed zit, ik weet het niet. Ik weet echt niet waar mijn schaaktalent vandaan komt. Hoe kan ik dat nu weten? Mijn vader schaakt niet, mijn moeder een beetje. Zowel mijn Russische als mijn Nepalese opa spelen goed schaak. Mijn zusje van tien kan wel een beetje schaken, maar ze doet het niet erg graag.

Ik denk wel dat de verhuizing naar Nederland belangrijk is geweest. Hier kreeg ik de kans om tegen sterke mensen te spelen en ook om wat training te krijgen.

Factor: Inzet

Soms heb ik geen zin in huiswerk, net als alle kinderen. Dan moet ik doorzetten om het toch af te maken. Ik zit sinds anderhalf jaar op het Grotiuscollege, een gewone Nederlandse school, ik doe daar tweetalig VWO. Dat gaat goed. Alleen voor Nederlands heb ik bijles nodig, al doe ik dat vak volgend jaar waarschijnlijk ook gewoon met de klas mee.

Voor het schaken heb ik geen doorzettingsvermogen nodig, omdat ik het altijd graag doe. Zoveel mogelijk partijen spelen. Af en toe een schaakboek lezen. Liefst win ik natuurlijk, maar verliezen vind ik niet erg. Dan kun je analyseren, kijken wat er beter had gekund. Ik kom bijvoorbeeld redelijk vaak in tijdnood, daar moet ik nog aan werken.

Factor: Motivatie

Ik zit gemakkelijk vier uur achtereen te schaken op het internet, of partijen te analyseren op de computer. Ik speel graag internetschaak. Tegen bekenden, tegen onbekenden, tegen iedereen.

Natuurlijk kan ik nog veel leren van ervaren schakers, openingsrepertoire en zo. Daarom ben ik blij dat ik volgend jaar training krijg via de bond. Om beter te worden zal ik moeten studeren, dat weet ik.

Toch denk ik dat ik het meeste leer door veel te schaken, door veel wedstrijdervaring op te doen. Ik zie mezelf nog steeds vanzelf vooruit gaan. Het meest houd ik van creatief, agressief schaak. Als je vraagt wie mijn idolen zijn zeg ik: Anand en Kasparov.

Factor: Ouders

Mijn moeder is de eerste jaren meegegaan naar de schaakclub. Later bracht mijn oma me, omdat mijn moeder voor mijn zusjes moest zorgen en mijn vader veel in Japan zat. We hebben daar met tussenpozen in totaal drie jaar gewoond, in Japan.

Nu we in Nederland wonen regelt mijn vader het meeste. Toernooien, vervoer, interviews, dat soort dingen. Hij is een beetje mijn manager. Toen ik door het Corus-toernooi een paar dagen niet naar school kon heeft hij dat ook geregeld.

De school doet daar niet moeilijk over. Dan haal ik de proefwerken later in, of we plannen alles om die proefwerken heen. Mijn ouders laten me vooral gewoon mijn gang gaan. Het enige dat mijn moeder zegt is dat ik wat meer zou kunnen sporten.

Factor: Hulp

Toen mijn vader wist dat hij in Delft ging werken heeft hij daar een schaakclub voor me gezocht. Ik ben daar niet erg vaak, eigenlijk alleen als we zwaardere toernooien spelen waar ook goede tegenstanders komen.

Ik ben officieel Rus, maar heb inmiddels de Nederlandse schaaknationaliteit. Ik denk dat we voorlopig in Nederland blijven, want het bevalt ons hier wel. Hier in Nederland sta ik nu rond de zestiende plaats, in de wereld zeshonderdzoveelste.

In de Nederlandse schaakcompetitie speel ik voor Den Bosch. Maar ook daar kom ik niet vaak, het is te ver weg. Als we wedstrijden spelen komen ze ons meestal halen. Van Daniel Fridman -die speelt ook bij Den Bosch- heb ik het afgelopen jaar wel veel geleerd. Vooral openingsrepertoire.

Volgend jaar kom ik in aanmerking voor bondstraining, door een goede schaaktrainer: Chuchelov. Daar zie ik best naar uit. Maar het meeste doe ik toch zelf.

Factor: Imago

In mijn klas wisten ze al dat ik goed schaakte. Toen ik afgelopen voorjaar de grootmeestertitel haalde, stond het op de website van de school, dus nu weet iedereen het.

Dat ik grootmeester werd was eigenlijk niet zo verrassend meer, zowel voor mezelf als mijn omgeving. De vraag was alleen: wanneer gebeurt het.

Maar niemand doet nu anders, of raar tegen me. Het hoort erbij, die aandacht. Ik vind het wel interessant. Je bent niet de eerste journalist hier, een schaakblad was hier eerder, plus een Rijswijkse krant. Een media-strategie hebben we niet, nee. Haha, stel je voor. We laten alles gewoon op ons afkomen.

Factor: Zelfkennis

Ik ben fysiek een beetje lui. Dat realiseer ik me sinds kort, want nu ik meer topschakers tegenkom zie ik dat als je echt de top wil halen, dat je dan ook fysiek goed in orde moet zijn. Dat je moet sporten. Sporten met klasgenoten doe ik graag, maar het gaat een beetje moeilijk want die wonen allemaal in Delft, en ik in Rijswijk. Misschien dat ik komend jaar naar de sportschool ga.

Wat ik verder van mezelf weet is dat ik psychologisch wel goed in elkaar zit. Ik ben niet snel van mijn stuk te brengen. Of je dat nuchter noemt, ik weet het niet, want ik ben echt niet altijd rustig. Ik heb zelf in elk geval nooit last van tegenstanders.

Zij wel van mij, soms. Ze vinden soms dat ik teveel beweeg. Laatst maakte een tegenstander bezwaar omdat ik een broodje at tijdens de partij. Ik doe dat echt niet expres, ik had gewoon honger. Ik denk dat hij niet tegen zijn verlies kon.

Factor: Toekomst

Ik weet nog steeds niet of ik tot de beste schakers ter wereld ga horen, maar dat is wel altijd mijn doel geweest. En natuurlijk wil ik graag wereldkampioen worden, maar heel belangrijk vind ik dat niet, want wereldkampioen worden hangt ook van toeval af.

Liever speel ik langere tijd op hoog niveau. Het is redelijk waarschijnlijk dat ik na mijn middelbare school direct ga schaken, maar het kan ook heel goed dat ik eerst ga studeren. Ik zou niet weten wat, dat kan alles zijn, al ligt iets technisch wel voor de hand.

Kijk, er zijn beroepsschakers die nooit een vak hebben geleerd en nu voortdurend toernooien moeten schaken om aan hun brood te komen, ook al hebben ze maar een matig niveau bereikt. Dat wil ik niet. Bovendien, er is meer dan schaken in de wereld.


Verscheen eerder in Tijdschrift Talent (2009) 

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie