Een beetje het geluk afdwingen

Pieter Drenth (1935) verliet op zijn zeventiende het hoge noorden, om aan de Vrije Universiteit een imposante academische carrière te beginnen. Hij studeerde cum laude af als psycholoog, promoveerde cum laude op zijn vijfentwintigste, en werd achtereenvolgens de jongste hoogleraar, de jongste rector magnificus, de jongste president van de KNAW en de eerste president van de Europese academische koepel ALLEA. ‘Je mag best trots zijn op goede prestaties.’ (1723 woorden)

Talent

Als ik een talent zou hebben, dan is dat het talent om toevallige gebeurtenissen aan te wenden voor eigen gestelde doelen. Oog hebben voor kansen, en die met grote volharding nastreven. Waardoor ik wat ik aan talent zou hebben, ook maximaal heb kunnen ontplooien.
Mijn familiegeschiedenis is een typisch geval van sociale mobiliteit. Mijn grootvader was kuiper: hij maakte tonnen, u weet wel: van duigen, met metalen banden eromheen. Zijn zoon was intelligent, maar geld om te studeren was er niet. Hij is direct na de lagere school gaan werken, werd via zelfstudie onderwijzer, en al op jonge leeftijd -zesentwintig- schoolhoofd.

Mijn zus ging een jaar eerder dan ik naar de eerste klas van zijn School met de Bijbel, in Appelscha. Als ze thuiskwam keek ik vlug in haar schriftje, en aan het einde van het jaar was ik even ver als zij. Dan maar meteen naar de tweede klas, zei mijn vader. In de zesde gaf hij mijn zus en mij apart les, met nog twee jongens die hij intelligent vond. De MULO in Smilde was eigenlijk het hoogst haalbare in een dorp als Appelscha, maar mijn vader vond dat we moesten gaan voor het hoogste: Gymnasium.

Drenth (1 van 4)

Amper zeventien haalde ik mijn eindexamen. Ik werd spoorstudent in Groningen, maar na een week zag ik al: er verandert hier eigenlijk niet veel. Ik terug naar mijn ouders: mag ik niet toch aan de Vrije Universiteit (VU) studeren. Amsterdam leek me fantastisch, en de VU trok me, omdat ik geïnteresseerd was in geloof en wetenschap; ik was nog erg klassiek gelovig. Mijn ouders konden het moeilijk betalen, maar hebben dat toch toegestaan, gelukkig.

Toeval

Je ziet het veel in mijn carrière terugkeren: een beetje geluk, en een beetje het geluk afdwingen. Halverwege mijn studie moest ik me alvast laten keuren voor militaire dienst en zag dat ze een testafdeling hadden, dus heb ik gevraagd of ik daar niet mijn diensttijd zou kunnen vervullen. Ik kon meteen aan de slag als burgerassistent, in een selectiepsychologisch en statistisch onderzoek, met een salaris van honderdtwintig gulden per maand. Zo hoefde ik geen beroep meer te doen op mijn ouders. Die hadden nog vijf anderen kinderen om voor te zorgen.

Na mijn afstuderen ben ik er teruggeplaatst, als dienstplichtige marineofficier. Ik dacht: laat ik mijn tijd nuttig gebruiken en onderzoek gaan doen. Ik zag er immers iedere dag dertig nieuwe rekruten binnenkomen. Ik kreeg een eigen kantoor en twee matrozen mee als assistent, en ben gaan onderzoeken of de gegevens die we daar verzamelden iets konden voorspellen over opleidingsresultaten en latere gedragsproblemen. Twee jaar diensttijd heb ik zo optimaal gebruikt. Een paar maanden later rondde ik mijn dissertatie af en ben ik gepromoveerd.

Kort daarna kreeg ik een Fullbright beurs, in New York. Ik had het er fantastisch, maar in 1961 moest ik op herhalingsoefening, voor de Hollandse marine. Ik zei prima, maar ik zit in Amerika, kan ik me niet beter nuttig maken hier. Brief terug: Goed idee, onderzoek wat de laatste ontwikkelingen zijn op gebied van training,beoordeling en selectie bij de Amerikaanse defensie. Hebben mijn vrouw en ik op kosten van de Nederlandse marine de gehele US doorkruist. En een rapport opgeleverd waar ze verguld mee waren, en dat jarenlang dienst heeft gedaan.

Verder in mijn carrière zie je dat weer terugkomen: een beetje het geluk afdwingen. Op een gegeven moment kwam er uit Amerika een serie nieuwe richtlijnen over testgebruik die vertaald moesten worden. Ik dacht: nee, Amerika is veel verder dan wij. We moeten eerst een Nederlands basisboek schrijven, een inleidend boek over wat een psychologisch test eigenlijk is, en moet zijn. Waarop men zei: waarom schrijf je dat dan niet? Dat heb ik toen gedaan. Het is een boek geworden waar inmiddels, inclusief de nieuwe edities, een kleine honderdduizend exemplaren van zijn verkocht, wat veel is voor zo’n uitgave.

Inzet

Ik heb een behoorlijke mate van inzet. Dat is deels genetisch, deels omgeving en opvoeding. Ik was altijd de jongste, de kleinste, heb me altijd moeten bewijzen. Dat lukte in zo’n boerendorp niet altijd, dus gooide ik het in iets waar ik wel goed in was: cognitieve dingen. Een goede calvinistische opvoeding heb ik ook gehad. Talenten moet je gebruiken en ontwikkelen, dat was een belangrijke richtsnoer voor mijn vader. Hij deed het zelf, en hij eiste het van zijn kinderen. En gaf blijk van enorme waardering, als je je doel bereikte.

Op een gegeven moment werd ik aangezocht als hoogleraar in Utrecht. Ik zat daarmee in de maag, stuurde een brief naar het curatorium, met de vraag: ik ben liever hoogleraar aan de VU dan hoogleraar in Utrecht, maar liever hoogleraar in Utrecht dan lector aan de VU. Of ze me misschien uit dat dilemma konden helpen. Later hoorde ik dat die brief de nodige wenkbrauwen deed fronsen: wat denkt die jongen wel, ik was amper 31. Maar ik was net terug uit Amerika en daar was zoiets heel gewoon. De voorzitter vroeg tenslotte: is het eigenlijk een goeie vent? Waarop men zei: het is wel een van de veelbelovende psychologen in Nederland. Waarop hij reageerde met: nou, dan moesten we het maar doen.

Ergens is de balans van het wetenschappelijke naar het bestuurlijke werk verschoven. Ik werd al jong rector aan de VU, en vervolgens president van de Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW). Op mijn bestuurlijke achievements ben ik uiteindelijk het meest trots.

In 1989 organiseerde de KNAW een conferentie voor alle presidenten van alle Europese academies. Daaruit is All European Academies (ALLEA) ontstaan. Ik ben daarvan later president geworden, en heb die kar zes jaar getrokken. Overal naar toe geweest, voordrachten gehouden, adviescommissies en werkgroepen samengesteld, reglementen geschreven, kortom: Dankzij mijn geduw en getrek en doorzettingen is ALLEEA van de grond gekomen. Daar ben ik erg trots op.

Drenth (4 van 4)

Als ik mezelf onder de loep neem: ik heb veel onderzoek gedaan naar de principes van besluitvorming en het belang van participatie. Die principes heb ik zelf proberen toe te passen in mijn werk als decaan, rector, president. Als ik ergens bestuurslid van werd, ben ik daar wel vaak voorzitter van geworden. Dat is een stuk ambitie, maar ik zie ook de principes waarvan ik wist dat die succesvol zijn, terug in mijn manier van leidinggeven. Daardoor krijg je appreciatie van ondergeschikten, en oogst je succes. Dan heb ik het over functionele democratie, niet de structurele democratie die werd voorgestaan door de revolutionaire studenten. Inspraak is van belang, onder de voorwaarde dat het toegevoegde waarde levert, en die is er als de inspreker expertise heeft.

Spijt

Ik wilde eerst eigenlijk geneeskunde studeren, dat was ook een beetje de bedoeling van mijn ouders. Dat ik geneeskunde heb laten vallen is toch op onjuiste gronden geweest. Ik dacht dat het zou opleiden voor een praktisch vak: dokter. En ik had eigenlijk meer zin in wat je later zou definiëren als wetenschappelijk onderzoek. Uitzoeken hoe dingen zitten. Dat had best geneeskunde kunnen zijn, maar dat zag ik toen niet. Terwijl die studie psychologie een sterk wijsgerige studie bleek, tot mijn teleurstelling eigenlijk.

Achteraf is het uitstekend verlopen, met name om dat ik mijn eigen voorkeur ben blijven volgen, tegen de stroom in. Ik was eigenlijk een buitenbeentje, deed veel wiskunde, statistiek, fysiologie, genetica. Ik heb al die positivistische vakken bij elkaar gevist en daar de tevredenheid gevonden om de studie te kunnen blijven doen. Het grappige was dat toen ik terug kwam uit Amerika de psychologie in Nederland compleet was veranderd van een intuïtief, wijsgerig, psychoanalytische studie in een veel hardere positivistische wetenschap. Ik kreeg een brief in Amerika van een voorganger: je moet nu echt terug komen, want de studenten stellen vragen waar ik geen antwoord op weet en waarvan ik weet dat jij die wel hebt.

Imago

Eenmaal heb ik een beroerde tijd gehad. We maakten voor Indonesië onafhankelijke intelligentietetsts, om het potentieel in schoolpopulaties beter te benutten. Die tests zouden volgens critici misbruikt worden door de machthebbers. Ik ben beschuldigd en geïnterviewd, maar dat is nooit uitgezonden. Kennelijk voelden ze aan dat de beschuldiging niet echt hout sneed. Dat was een nare ervaring.

Genen

We hebben drie behoorlijk intelligente jongens. Gymnasium, gestudeerd, heel goed terecht gekomen, maar geen van drieën in een wetenschappelijk carrière beland. Ik denk dat ze hun pa te vaak na achten weer naar de studeerkamer zagen trekken.

Kleinkinderen, ik heb er zeven. De oudste is briljant, heel goed in wiskunde en fysica, zit het liefst achter de computer. Hij had de maximale score op de mathematics toets in Surrey, maar had dat niet thuis verteld, uit verlegenheid en valse bescheidenheid. Weglopen van iets moois, iets goeds, dat is jammer. Je mag best trots zijn op goede prestaties. Eenzijdige begaafdheid is geen pre zonder meer.

De andere kleinkinderen zijn ook slim. Een paar heb ik getetst, met een kinderintelligentietest die ik zelf gemaakt heb. Het ziet er rooskleurig uit. Het jongste kleinkind van vijf is lastig, zeggen ze op school. Volgens mij is hij zo slim, dat hij onrustig wordt.

Je moet zo’n jongen wel boeien natuurlijk. Zijn broer van acht stuur ik elke drie dagen een cijferreeks die ik zelf maak. Vindt ‘ie prachtig. Gisteren nog achterin de auto, in de achteruitkijkspiegel: Opa, heb je nog reeksen? Nou, dan bedenk ik achter het stuur nog een paar reeksen.

De grote zorg in het onderwijs voor de onderkant is goed. Maar dat de room vanzelf boven komt drijven, dat is niet zo. Hoogbegaafden moet je identificeren, en vervolgens stimuleren. Ik ben er niet zo voor om klassen over te laten slaan, zoals ik zelf heb gedaan. De kans op scheefgroei en pesten is groot. Aparte klassen kan alleen met hele goeie docenten. Maar het gevaar op een image van apart en abnormaal is niet denkbeeldig. Met een paar kinderen al vroeg met Engels beginnen, of schaken, is beter dan apart zetten. Maar apart zetten is weer beter dan helemaal niks doen. Dat er iets speciaals moet gebeuren met die kinderen lijdt geen twijfel.

Drenth (3 van 4)

(Artikel verscheen eerder ook in tijdschrift Talent/uitblinkers)

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie