Derde in de serie Uitblinkers senior is een muzikant van internationale allure: Herman Krebbers (1923). Samen met Theo Olof was Krebbers decennialang Nederlands grootste violist. Tot een ongeluk een nieuwe wending aan zijn leven gaf. ‘Ik heb er geen moment verdriet van gehad.’ (1711 woorden)
Frans Bruggen wil niet -of eigenlijk wil zijn manager niet, te druk, in het buitenland etc. Op het lijstje uitblinkers qua musici ook Herman Krebbers. Het kost me de nodige overredingskracht maar uiteindelijk gaat Krebbers akkoord.
Ik rijd naar Brabant, naar een nondescript appartementengebouw in Tilburg. Krebbers blijkt een bescheiden man, keurig appartement en keurig geruiten jasje. Zijn verhaal beoordeel ik nu als meeslepend, je zou er een goede roman mee schrijven. Die oude mensen leefden immers in een tijd waarin je nog iets kon meemaken.
Ik tik het verhaal en mail het naar de concierge van het appartementengebouw, met het verzoek het te printen en bij Herman af te leveren. Bijna per omgaande retour: Namens Dhr. Krebbers het volgende mailtje. Hij vindt het interview erg goed geschreven en is erg tevreden. De enige kleine opmerking hierin is om “Back” Mijneer Back te noemen.…
Nog een lesje voor mezelf en jonge journalisten: schrijf zulke dingen ergens op en neem ook foto’s van de omgeving. Nu resten alleen foto’s van Krebbers zelf.
Talent
Ik was vijf toen ik op vioolles ging. Mijn vader speelde saxofoon, in het lichtere genre. Hij had een klein ensemble om wat bij te verdienen, zodat ik op les kon. Overdag werkte hij in de kunstgarenfabriek in Ede. We hadden het niet breed thuis, en dan druk ik me voorzichtig uit.
Op de lagere school was ik een van de slechtste leerlingen. In alles. Ik ben daar niet trots op, en kan nog steeds niet goed rekenen. De meesters waren reuze aardig, ze lieten mij steeds overgaan. Ik denk dat ik zo geforceerd werd in de richting van de muziek, dat al het andere bijzaak werd. Ik deed het aanvankelijk niet uit vrije wil. Buiten spelen mocht ik nauwelijks, want ik studeerde viool. Wat dat betreft heb ik geen makkelijke jeugd gehad.
Op mijn twaalfde had ik de lagere school afgerond en ging ik naar Amsterdam. In de leer bij de beroemde pedagoog Oskar Back en in de kost bij mevrouw Verkozen. Dat was een verdrietige tijd, ik had vreselijke heimwee. Ik kwam uit een zeer eenvoudig gezin, met de meest fantastische ouders die je je maar kunt voorstellen, ineens in erg chique milieu terecht. ’s Middags moest ik vaak opdraven, kousjes en schoentjes aan, en voorspelen, voor het bridgegezelschap. Ik heb daar een heimwee opgebouwd die nooit meer is verdwenen.
Ik weet als de dag van gisteren dat er een moment was dat ik eindelijk genoeg geld had gespaard om een weekend naar huis te gaan. Vrijdagavond moest ik eerst nog de chaconne van Bach uit mijn hoofd spelen, bij mijnheer Back thuis, maar maakte daarbij een fout.
Hij wilde dat ik zaterdag terugkwam. Ik stamelde nog dat ik zo graag naar huis wilde, maar daar had mijnheer Back helemaal niets mee te maken. Het was zwaar, het was geen fijne jeugd. Maar het is niet de schuld van mijn ouders. Zij waren onwetend van dit alles. We hadden geen telefoon thuis. Het enige dat ze kregen was maandelijks een schriftje van de leraren. Sehr Gut, schreef mijnheer Back daar dan altijd in.
Vanaf mijn tiende jaar ging het minder geforceerd. Ik trad op en had succes. Dat was leuk, daarom kwam de inzet voortaan uit mezelf. Op mijn veertiende kon ik naar het conservatorium. Viool ging uitstekend, de bijvakken minder. Met hangen en wurgen heb ik nog wel het diploma gehaald, maar daar heeft eigenlijk nooit iemand om gevraagd. Als je zo viool speelt, heb je dat niet nodig. Mijn carrière was toen al lang en breed begonnen.
Ik ben een perfectionist. Ik zeg altijd tegen orkesten, tegen leerlingen: we vertolken een werk van grote schoonheid, we hebben de verantwoording dat perfect weer te geven. Ik kon het goed vinden met moeilijke mensen, omdat ik hun interessant vind. Als concertmeester had ik eenmaal een fantastische dirigent, die al na tien minuten boos op de altviolen wees, omdat ze lachten. Hij tikte af en zei : you are not good enough to laugh. Ik heb hem direct gevraagd om een gesprek, om de lucht te klaren. Zo’n sfeer kun je niet accepteren.
Op 2 augustus 1979 kwam het drama van mijn ongeluk. Aan de vooravond van een tournee door Australië gingen we nog een eindje varen. Ik had nooit mogen sporten, nooit mogen schaatsen of voetballen, terwijl ik dat best wilde. Maar een stukje varen, dat mocht wel, dus had ik een bootje gekocht. Ergens bij Durgerdam, bij het afhouden van de boot, ben ik letterlijk tussen wal en schip geraakt. Het enige dat ik me kan herinneren was de rustgevende gedachte: nou, dat was het dan. Ik schijn een arm boven water te hebben gestoken. Die hebben ze gepakt en zo hebben ze me uit het water getrokken.
Het heeft uiteindelijk zes jaar geduurd voordat ik weer kon spelen. In die tijd heb ik iets nieuws geleerd: dat je ook verbaal les kan geven, door gebruik te maken van al je ervaring, maar zonder instrument. Ik werd professor in Düsseldorf, leraar op het conservatorium in Amsterdam. Op een dag ben ik toch weer gaan voorspelen. Het is teruggekomen, tot verbazing van iedereen. Ik denk nu: het is nooit weggegaan. Daarom durf ik ook te zeggen dat het talent meer in je hoofd en je hart zit, dan in je armen. Het zit in je wezen.
Trots
Als ik moet kiezen tussen het zijn van solist, concertmeester of leraar, dan kies ik het laatste. Wanneer leerlingen de deur uitgingen, mij een hand gaven en vroegen of ze mochten terugkomen, dan voelde ik echt voldoening. Leerlingen van vroeger bellen me nog regelmatig, omdat ze me dankbaar zijn. Ik krijg kaarten van leerlingen van overal ter wereld. Dat doet me goed.
De muziek heeft me veel gebracht, maar ik was niet veel meer thuis. Ik heb veel nagelaten ten opzichte van de kinderen. Mijzelf kennende zal het niet anders hebben kunnen gaan. Hoewel, ik ben lange tijd iedere zomer op toernee gegaan door Italië. Dat was misschien niet nodig geweest, om zo vaak te gaan. Maar dat zeg ik nu, achteraf.
Recensies las ik bewust nooit. Ik weet nog steeds niet hoe mensen me zien. Toch vind ik het leuk als mensen me herkennen, gewoon op straat, of op de markt hier in Tilburg. Als ze me aanspreken en vragen waarom ik hier woon. Nou, omdat ik zocht naar een geschikte plek om te wonen en nog een paar jaar les te geven. Twee jaar geleden stond ik vijfenzeventig jaar op het podium en dacht ik: Herman, nu moet je stoppen. Anders loop je de kans niet meer serieus genomen. Mijn viool heb ik verkocht aan het instrumentenfonds, dat het uitleent aan jonge talenten. Toch komen er nog geregeld mensen langs, voormalige leerlingen bijvoorbeeld, met hun nieuwe leerlingen. Vanuit de leunstoel kan ik ze nog best wat bijbrengen, over vingerzetting.
Genen
Mijn vader was muzikaal, mijn moeder niet, mijn zusjes niet. Mijn twee kinderen zijn beiden zeer muzikaal, maar optreden doen ze niet. Daar ben ik ontzettend blij om. Ze zouden altijd vergeleken worden met hun vader. Misschien dat het ook met mijn jeugd te maken heeft, dat ik hen daarvoor wilde ik behoeden. Ik heb veel kleinkinderen en al vier achterkleinkinderen. Er zit geen viooltalentje tussen, voorzover ik kan beoordelen.
Waardeer dit artikel!!
Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.
NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!