Die hersenen, dat was het

Na de Uitblinkers junior ruimt Talent komend jaar plaats in voor Uitblinkers senior: mensen die kunnen terugkijken op een leven vol prestaties. In de eerste aflevering van deze nieuwe serie: Prof. dr Herman van Praag (1929), emeritus hoogleraar psychiatrie, schrijver en publicist. ‘Die hersenen, dat was het. Ik heb het ook nooit willen eten, hersenen.’ 

Talent

Ik ben mijn hele leven bezig geweest met het meest fascinerende probleem dat de mensheid kent: de relatie tussen hersenen en gedrag. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat die miljarden hersencellen de basis leggen voor de mogelijkheid van gedrag. Dat uiterst complexe gedrag dat we hebben, en dat rijke emotionele leven. Hoe is dat verankerd in de hersenen. Dat is het kernmysterie. Dat wordt nooit opgelost, denk ik.

Maar je kunt toch een heel eind komen. Het boeiende van het vak psychiatrie is dat het strekt van moleculaire biologie tot aan filosofie en theologie. Dat hele gebied van het niet zo makkelijk empirisch meet- en bewijsbare geestelijke aspect van het bestaan. En de betekenis daarvan voor de maatschappij, en de waarde die het kan toevoegen aan het leven. Dat vind ik in geen enkel ander vak.

In de psychiatrie is elk mens zijn eigen novelle. Boeiend zijn de hoogbegaafden die op de grens van de psychopathologie bungelen. Alexander de Grote, Herodes. Mensen met een ongelooflijk talent, maar die fases kenden met diepe psychosen en depressie. Die genialiteit, die had ik graag beter bestudeerd. Weetgierigheid, dat is uiteindelijk mijn primaire talent. Ik stel me graag vragen en probeer daarop een antwoord te vinden. Een eigenschap, zo zou ik het misschien liever willen noemen.

Toeval

In mijn leven zitten niet veel toevalligheden. Ik ben een planner, laat weinig aan het toeval over. Het had misschien een andere weg kunnen zijn, maar dat ik psychiater ben geworden is geen toeval. Vader was ingenieur en jurist, moeder was maatschappelijk werker. Maar ik heb altijd gedacht aan medicijnen. Als jongen had ik al interesse in het lichaam-ziel verhaal. Ik dacht daar veel over na.

Als je medicijnen studeert maak je op gegeven moment de keus voor een specialisatie. Ik merkte -eind jaren vijftig- dat die hersenen totaal verwaarloosd werden in de psychiatrie. Het orgaan dat voor alles verantwoordelijk is, dat er überhaupt voor zorgt dat we ons gedragen en voelen, dat we emoties hebben. Hoe kan dat nu?

Maar de psychiatrie was destijds volkomen in de ban van de psycho-analyse. Zo helemaal naar de kant van de psychologie, en niets biologisch. Daarom koos ik voor neurologie. Maar dat begon met het bijvak psychiatrie, en juist toen kwamen er ineens allerlei psychofarmaca los. Antidepressiva. Antipsychotica. Ik zag daar zoveel kansen, zoveel nieuwe mogelijkheden. Dat ineens dat lichaam-zielprobleem empirisch bestudeerbaar werd. Je afvragen: wat doet dat medicijn in de hersenen. Is dan misschien het systeem waar dat stofje op werkt in de hersenen van mensen die lijden aan dat ziektebeeld gestoord? En zou het kunnen zijn dat dat stofje dat hersensysteem meer in balans brengt. Dat vond ik zo boeiend.

Dus toen ben ik omgedraaid naar de psychiatrie. Daarvoor, in mijn diensttijd heb ik nog onderzoek gedaan naar schimmels. Naar medische schimmels, hoe je die kunt voorkomen en behandelen. Daar had ik ook verder mee kunnen komen. Maar dermatoloog worden, daar had ik geen zin in. Die hersenen, dat was het. Ik heb het ook nooit willen eten, hersenen. Mijn moeder maakte het wel eens, maar als jongen dacht ik al: nee, dat is een soort kannibalisme, dat moet je toch niet doen.

Inzet

Ik werk erg graag, onderzoeken is mijn lust en mijn leven. Inzet is essentieel. Als je niet de ausdauer hebt, als je niet de wilskracht hebt om te zeggen: daar wil ik andere dingen voor laten, dan gaat het niet. Onderzoek eist de hele mens op. Sommigen collega’s kozen voor een eigen praktijk, dat levert immers meer geld op. Maar ik niet. Ik heb daar geen moment spijt van gehad.

Zonder mezelf in de lucht te steken, ik denk niet dat ik het in de schoot geworpen heb gekregen. Op de basisschool stak ik er niet boven- of onderuit. Ik had niet de concentratie. Het was een gespannen tijd, die jaren dertig. Hitler was bij ons thuis voortdurend onderwerp van gesprek, en dat hoorde ik. Er kwamen steeds meer beperkingen voor Joden. Vader werd ontslagen. We mochten niet meer naar school. Vriendjes speelden niet meer met me, want dat bracht hen in gevaar.

Ik heb drie jaar in concentratiekampen gezeten. Kwam terug als een zestienjarige. Ik ben gelijk in Schiedam naar de HBS-directeur gegaan, vragen of ik meteen door naar de derde klas mocht. Laat die jongen het maar proberen, dacht hij. Het heeft me eigenlijk niet eens zoveel moeite gekost. Na de oorlog is het heilig vuur pas ontbrandt. Dat kan met overleven te maken hebben, zeker. Maar ook met de kans krijgen je te ontplooien.

Trots

De psychiatrie was het meest onwetenschappelijke vak dat er bestond. Psychiaters beweerden vaak zomaar wat, zonder empirische argumenten. Ik heb een rol gespeeld bij de verwetenschappelijking van dat vak. Trots ben ik vooral op het incorporeren van de neurobiologie in de psychiatrie, als een van de gronddisciplines van de psychiatrie, naast de psychologie en de sociale context. Dat die drie samen bepalend zijn.

Het is een hele weg geweest, maar we hebben in Groningen de eerste afdeling biologische psychiatrie in Europa opgericht. Ik heb veel gedaan op het gebied van depressiediagnostiek. Veel bijgedragen aan het blootleggen van de rol die het serotonerge systeem speelt bij bepaalde vormen van depressie. De ontdekking van serotonine als neurotransmitter, dat heeft een belangrijke stoot gegeven tot de ontwikkeling van nieuwe antidepressiva, zoals prozac. Dat vind ik belangrijk.

Verder heb ik altijd belangstelling gehad voor de andere kant: de ziel, de spiritualiteit. Die religiekant werd helemaal weggedruk; volgens Freud was het een archaïsch overblijfsel uit een primitief verleden. Maar de hang naar het spirituele, dat is een basale persoonlijkheidstrek. Wat je zelf ook gelooft, je moet die hele ziel onderzoeken, inclusief religiositeit. Ik heb de Stichting Psychiatrie en Religie opgericht, en was tot voor kort voorzitter van de vakgroep van de World Psychiatric Association. Ik heb er onlangs nog een boekje over geschreven: God en Psyche. De redelijkheid van het geloven.

Spijt

Ik was hoofdredacteur van de schoolkrant in Schiedam, en in Leiden literair redacteur van Forum Academiale. Ik schreef essays, verhalen, maar dat heb ik moeten laten liggen toen het wetenschappelijk onderzoek al mijn aandacht en energie opslokte. Gelukkig heb ik dat na mijn emeritaat nog kunnen oppakken, die interesse voor het schrijven, anders dan een empirisch artikel. En ik had ook nog meer willen studeren op religie en ziel, maar daar was niet altijd tijd voor.

Vroeger en nu

Ik heb het idee dat het vroeger veel rijker was op school. Mijn HBS was voortreffelijk. Wij gingen naar Shakespeare en naar Vondel, gaven lezingen, debatteerden. Hetzelfde geldt min of meer voor de lagere school. Wat ik met mijn eigen kinderen heb meegemaakt, ik was zelden enthousiast.

Ik heb een heel slim kleinzoontje, maar ik zie niet dat hij echt gestimuleerd wordt. Te weinig er uitgelicht wordt. Ik vind dat een maatschappij de durf moet hebben te zeggen: die hoogbegaafden, of die breedbelangstellenden, die zetten we bij elkaar in een klas. Natuurlijk zal er jaloezie zijn, maar who cares?

We moeten het uitleggen, zeker, maar ook doorzetten. En als dat niet kan, dan moet je dat als ouder opvangen. Zorgen dat de schoolleider er voor zorgt dat dat kind vooruit kan en enigszins beschermd wordt. Met de medeleerlingen spreken en zeggen: het is geen reden tot uitstoting. Dat kind doet het een beetje beter, maar je mag hem daarom niet buitensluiten. Hij hoort er gewoon bij.

En leer het kind de jaloezie te accepteren, want dat zal prestatie altijd opwekken. Er staat veel tegenover. Omgeving is erg belangrijk, vooral als de hoogbegaafdheid zich nog niet heeft gemanifesteerd. Die voorbeeldfunctie; als je je ouders nooit wat ziet doen, nooit wat ziet lezen, dat stimuleert niet.

Het joodse milieu is een stimulerend milieu. Dat komt voort uit de devotie van de Jood. Die blijkt niet alleen zijn uit daden, maar ook uit zijn studie. Vroeger de Talmoedische studie, nu ook de studie van profane werken. Het dialectische denken, dat is boeiend, stimulerend.

Ik ervaar dat zelf ook bij congressen, bijvoorbeeld. Dat vind ik altijd verschrikkelijk leuk. Met een min of meer gelijkgestemden, hoogbegaafd of niet, om daarover te praten. Vooral het belangstellingsniveau is belangrijk. Je hoeft niet per se uit te blinken, vind ik.

Imago

Onze onderzoeksgroep stak een heel eind boven het gemiddelde uit, het was echt innoverend wat we deden. Maar dat werd niet gewaardeerd. De biologische psychiatrie was het zwarte schaap. Alles zou puur maatschappelijk bepaald zijn, geestesziektes waren een manifestatie van een slechte maatschappij. Wat ik deed was inhumaan, dat mocht je helemaal niet doen.

Er waren opstootjes en oplopen, met politie te paard. Mijn kinderen moesten een tijd onder politiebegeleiding naar school. Het was agressief, het was niet leuk. Maar het temde me niet. Ik houd niet zo van mijn mond houden. Moet je ook niet doen. Ik noem me graag een benigne provocateur. Je moet het zo zeggen dat je de ander uitlokt tot gesprek, tot discussie.

Dat is de taak van intellectuelen. Niet rustig in een hoekje staan. In Amerika leidt jaloezie tot actie: verdomme, ik kan dat net zo goed en ik ga dat laten zien.

In Nederland leidt dat eerder tot kleineren. In de jaren zeventig vooral. Toen mocht je niet presteren, er vooral niet bovenuit steken. En als je toch doet, houdt het dan voor je. Ik heb daar wel last van gehad. Er was een neiging om talent negatief te beoordelen, iets van uitsloverij, iets wat niet moest.

Gelukkig is dat voorbij. Talenten en belangstelling, het maakt het leven rijk. Aan de andere kant, men verdraagt superioriteit slecht, dus dat men openlijk of achter de rug kleineert of poten wegzaagt, dat kun je alleen maar accepteren. Daar is verder niets aan te doen. We kennen geen conflictloos leven. Kweek een huid die tegelijkertijd dik en fijngevoelig is. Schakel af en toe je gehoor en gezichtsvermogen uit. Dat is de prijs die je betaalt.

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie