‘Hauwl!’

In Libanon ligt het eerste langeafstandswandelpad van het Midden Oosten. Een pad dat voert langs druzen, maronieten, falangisten, sjiieten en soenieten, en langs eeuwenoude eiken, jeneverbessen en ceders. Bomen zo oud, dat ze Romeinen, kruisridders en Ottomanen aan zich voorbij hebben zien schuiven. ‘Het is goed als hier mensen komen lopen, dan is er geen ruimte voor terrorisme.’ (1492 woorden, elf beelden)

Mohammed gaat ons voor de berg op, net als zijn vader en diens voorvaderen hier liepen, van dorp Qemmamine naar buurdorp Kfar Benine. Steil de berg op en aan de andere kant weer steil naar beneden. Sinds 1975 ligt er een weg om de berg heen, gaan alle dorpelingen met de auto, en is het stenen pad vergeten en overgroeid geraakt. Mohammed, van boerenzoon opgeklommen tot jurist, snoeit het oude pad vrij van gebladerte. Drie dagen per week zit hij op kantoor in havenstad Tripoli. ‘Kijk, daar: Tripoli’, wijst Mohammad op een wazige vlek hoogbouw in de verre diepte, vlak voor land overgaat in Middelandse zee. Voor meer dan drie dagen heeft zijn baas geen werk, dus is Mohammed de andere dagen vrij. Of gids voor het Lebanon Mountain Trail (LMT).

Het LMT is bedacht door Libanezen en betaald door de Amerikaanse ontwikkelingsorganisatie US-Aid. Met drie miljoen dollars zijn ruim vierhonderd kilometers wandelpad uitgezet, een wandelgidsje, brochures en kaarten gemaakt, accommodaties bij gastgezinnen langs de route verbeterd en lokale gidsen getraind. Het pad moet de rurale economie steunen, oude paden in ere herstellen en de liefde voor de verassend rijke Libansese natuur bevorderen. Met die liefde is het nogal bar gesteld, in het strijdvaardige Libanon van vandaag. ‘Hey, ben je geen Libanees?’ roept een jongeman die vanaf een strategisch heuveltje overtrekkende vinkjes en leeuweriken uit de lucht schiet. Met een wijds gebaar omarmt hij het prachtig woeste berglandschap rondom: ‘Wat kom je hier dan doen? Er is hier helemaal niets!’

Dat Libanon een eldorado is voor wandelaars weet Michel Moufarege al heel lang. Moufarege richtte nog voor de burgeroorlog -1971- de ‘Club des Vieux Sentiers’ op, kort na de burgeroorlog -begin jaren negentig- gevolgd door een reisorganisatie voor wandeltochten: Libantrek. Al jarenlang trekt Moufarege met Libanezen en buitenlanders over de vieux sentiers, de vele oude paden van de Libanese bergen. Het was Moufarege die op verzoek al die paden samensmeedde tot het Libanese bergpad. Het LMT loopt alleen onverhard, over karresporen en geitepaadjes langs de beboste, westelijke hellingen van het Libanongebergte. Behalve appelboeren langs de flanken van de dorpen en nu en dan een herder in het hoogland kom je maar weinig mensen tegen, vooral in november. ‘Libanezen in de bergen zijn niet gewend aan toeristen. Bovendien is het pad moeilijk te vinden. Daarom heb ik liever dat je een gids meeneemt. Voor de zekerheid. Bovendien kan een gids je alles over onze geschiedenis vertellen.’

Maar Mohammed heeft niet alle dagen tijd. Dus lopen we de derde dag al zonder gids. Dat is soms flink zoeken, want de route is nauwelijks gemarkeerd, maar wel veel spannender. En altijd leiden kaart en gps terug naar de juiste weg. ‘Hauwl, kom zitten’, roept een mannetje als we zijn erf passeren, waar hij uit een emmer paardestekken sorteert. Niet voor zijn schapen, nee, voor zijn eigen spinazie van die avond. Zwijgend drinken we ons kopje thee. Het is eenzaam hier, zo kort tegen de winter, met alleen de schapen. Nog een paar weekjes, dan vertrekt ook Sjarlita naar beneden, naar het winterdorp, zegt hij als we onze reis toch echt moeten voortzetten. Sjarlita drukt zichzelf nog even tegen onze borsten, en geeft ons een even stevige als ongevraagde kus ten afscheid.

Het LMT loopt van dorp naar dorp. ’s Ochtend een meter of duizend omhoog, dan een kilometer of twaalf door verlaten bossen en dalen, met indrukwekkend dikke eiken, eeuwenoude jeneverbessen en majestueuze ceders, en ’s middags weer omlaag. Overnachten doen wandelaars in guesthouses en hotels, maar vaker nog in de logeerkamer bij lokale gastgezinnen, met als oogst een enorme varieteit aan ervaringen. De ene dag gaat de gastheer dwingend rond met whisky en rode Libanon, de andere dag zijn het schalen vol plukvers fruit uit de tuin. De ene dag heft de gastheer zijn hand in falangistische groet -gelijk de hitlergroet- naar het laatste avondmaal aan de muur, de volgende dag rolt hij zijn bidkleedje onverstoorbaar uit naast de tetterende televisie. De korte avonden worden doorgebracht met zappende moniken rond een haardvuur, of gezellig met alle buren en familieleden -kortom het halve dorp- en een waterpijp.

Bij gastheer Abu Bula loeit het kacheltje keihard, is de tafel gevuld met Libanese heerlijkheden en vloeit de arak rijkelijk. Uit de colafles, want Abu Bula brouwt de sterke anijsdrank zelf, vele hectoliters staan nog te wachten op verkoop. Het levert de familie een welkome bijverdienste op. Dat is hard nodig, want Abu Bula en zijn vrouw verdienen te weinig met hun landarbeid voor het nabijgelegen klooster Quzhaya -de katholieke rijkdom spat er aan alle kanten vanaf- om hun vier veelbelovende kinderen te voorbereiden voor de toekomst. Dochter Antoinette moet komend jaar al op kamers in Beiroet, en dat kost wat. Dus volgt een verzoek aan de verslaggever: ‘Zorg dat Abu Bula in je verhaal komt. Zodat er vaker toeristen komen slapen.’

Op de heuvels boven Tripoli’s satellietstadje Bqaasafrine regent het kogeltjes hagel. De Libanees jaagt graag op passerende trekvogels. Op elke heuvel staat een man met 4X4 en een geweer. Op de motorkop een Mp3 boxje waaruit luid vogelgezang klinkt. Achterop het rugpand een netje met tien, twintig hele kleine dode vogeltjes. ‘We eten ze op. Of ik geef ze weg, aan vrienden of arme mensen’, zegt een jager met vet Australisch accent. Waar auto’s niet kunnen komen heerst weer de weldadige rust, het achterland van dichtbevolkt Libanon is verassend verlaten. Zo verlaten dat het gerucht gaat dat Hezbollah graag basiskampjes hoog in de bergen sticht. LMT-coordinator Noord-Libanon Chadi Ghajar kent het gerucht. ‘Waar of niet, het is goed als hier meer mensen komen lopen. Dat is goed voor het land, de natuur, de paden, en de communicatie tussen al onze sektes. Dan is er geen ruimte meer voor terrorisme.’

In Klooster Mar Doumit zijn de kamers even ruim als sober. In de gang schuift broeder Pierre -een der laatste vier moniken- voorbij met rollator. Het avondmaal bestaat uit snijbonensoep, salade en gebakken aardappeltjes met ei. Broeder Michel trekt er een fles wijn bij open. Hij is net terug van televisieopnamen te Beiroet, voor Tele Lumiere, een christelijke satellietzender gericht op de Arabische wereld. Elke dag krijgt Pere Michel vijf minuutjes waarin hij levensvragen beantwoordt. ‘Die probeer ik in simpel Arabisch te beantwoorden, voor ruim drie miljoen kijkers, tot diep in Saoedie-Arabie. Weet u, er zijn veel moslims die inzien dat de Koran niet logisch is, die op zoek gaan naar de liefde van Jezus. Die christen willen worden. Maar dat gaat zo moeilijk. Daarover gaan veel vragen.’

Vanuit Aqoura -zestien kerkjes op vierduizend inwoners, het christendom is erg soms wel pregnant aanwezig, op alle bergtoppen kruizen- klimt de weg gestaag omhoog naar een kaal plateau met adembenemde uitzichten alle kanten op. ‘Hauwl, kom zitten’, roept een stem vanachter een plastic hut in het maanlandschap. Voor Ahmad Abu Zayd, een weldoorvoedde, blozende Syrier, geen grenzen. De herder is hier neergestreken met zijn tweehonderd schapen, want op de Syrische weiden is ’s zomers onvoldoende hashiesh, gras. Elk voorjaar trekt Ahmad weer de zestig hemelsbrede kilometers over de anti-Libanon en door de Bekaa-vallei naar graziger Libanese heuvels. Over een dag of tien treed de vorst in, of daalt de sneeuw neer, voorspelt Ahmad, die alvast gehuld gaat in dubbele truien en een zware loden jas, ondanks de twintig graden van van deze zomerse herfstdag. ‘Dan laden we alles op de tractor en lopen we terug naar Syrië. Het wordt tijd, ik heb mijn vrouw en kinderen al maanden niet gezien. Nog een kopje thee?’

Kader:
Het Lebanon Mountain Trail kent 26 etappes, van verschillende lengte en zwaarte over in totaal 441 kilometers. Dagetappes zijn doorgaans een kilometer of twintig met duizend meter omhoog en weer omlaag. Via lebanontrail.org zijn twee gidsjes en 25 etappekaarten (1:25.00) te bestellen. De kaarten zijn nauwelijks toereikend voor het zelfstandig lopen, minder ervaren wandelaars wordt een gids aangeraden. Reisorganisaties als Libantrek kunnen alles voor je regelen, voor tussen de $50 en $100 per persoon per dag, afhankelijk van de wensen en groepsomvang. Lopen kan je van maart tot november, de wintermaanden zijn de bergen oversneeuwd, de zomermaanden is het erg heet. Vliegen naar Beiroet doe je voor rond de €500.

Elk voorjaar kun je aansluiten bij de zgn throughwalk van het LMT, dan wandel je gezellig, veilig en voor ongeveer €75 per dag in een groep en is alles geregeld. Maar je kunt ook gewoon zelf wandelen, GPS-tracks kun je downloaden van de website van het LMT. Heb je een eigen wandelgroepje, dan raad ik je aan te lopen via www.libantrek.com van Michel Moufarege.


Dit verslag van de individuele wandeling verscheen al in 2008, ook in NRC
(en een aangepast verhaal in Bergen Magazine, sept 2009)
Een later artikel over de groepswandeling verscheen in 2017 in NRC en hier op abumelle.org

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie