Afrika moet ook globaliseren

Al sinds mensenheugenis neemt Afrika deel aan de wereldhandel, zonder daar erg rijk van te worden. Integendeel, Afrikaanse producten hebben een steeds kleiner aandeel in de wereldhandel. Siërra Leonees en UNIDO-baas Kandeh Yumkella wil het roer omgooien. ”We moeten waarde toevoegen aan onze producten. Anders missen we de boot.”

yumkella
Kandeh Yumkella (48, agrarisch econoom) geldt als een van de groeibriljanten van de VN. Na studies in Siërra Leone, de VS en een kort ministerschap in zijn vaderland doorliep Yumkella in acht jaar diverse kaderfuncties van VN’s industriepoot UNIDO (United Nations Industrial Development Organization). In 2005 kozen UNIDO’s leden -waaronder Nederland- hem met grote meerderheid tot Directeur Generaal. Als baas van UNIDO werkt Yumkella aan een betere voedingsbodem voor de Afrikaanse industrie, met nadruk op het MKB (Midden- en Kleinbedrijf). UNIDO stimuleert -met een jaarlijks budget van $356- de industriële ontwikkeling en het ondernemerschap in ontwikkelingslanden, zodat die hun achterstand kunnen gaan inhalen.

U timmert flink aan de weg om het Afrikaanse midden- en kleinbedrijf op de kaart te zetten. Vanwaar de keuze voor de zelfstandige ondernemer? Kan Afrika geen grotere stappen maken door multinationals en grote investeerders aan te trekken?

”Er gaapt in veel Afrikaanse landen een groot gat tussen de informele economie -die duizenden eenmanswinkeltjes en straathandeltjes- en het handjevol grote bedrijven. Dat noemen we in macro economische termen de missing middle; kleine bedrijven met een omzet van dertigduizend dollar, die vijf tot tien mensen inhuren. Dat zijn bedrijfjes die de link kunnen leggen naar grote bedrijven. Het zijn de bronnen van innovatie, juist die bedrijfjes kunnen de groei aanjagen. Aan de andere kant zien we dat de jeugd de toekomst niet meer afwacht in het dorp, maar naar de stad vertrekt. Dat heb ik destijds ook gedaan. Vaak is meer dan de helft van de stadsbevolking onder de dertig. De meesten van hen hebben geen werk. Onze uitdaging is om van die jongeren ondernemers te maken. Want juist die vitale jongeren kunnen die leemte in de toekomst vullen. Als UNIDO helpen we scholen aan curricula waarmee jongeren vaardigheden onder de knie krijgen waarmee ze later een onderneming kunnen starten. We zorgen voor ondernemerstrainingen aan jonge volwassen. En we proberen ze aan startkapitaal te helpen.”

Houd je werkeloze plattelandsjongeren dan niet een worst voor, waardoor de steden alleen maar voller en voller raken? Kun je niet beter kijken naar kansen voor ondernemers op het platteland?

“Het platteland vergeten we zeker niet. Ook daar stimuleren we ondernemerschap. Niet alleen omdat er nog veel mensen op het platteland wonen, ook omdat landbouw op betrekkelijk eenvoudige wijze groei kan genereren. We kennen allemaal de Aziatische voorbeelden van agriculture led growth, groei dus vanuit de bestaande productie van landbouwgewassen, door die producten op te waarderen. Als we het over cassave hebben, bijvoorbeeld: cassave (eetbare wortelknol, red.) eten we in Afrika nu alleen maar op, als bron van koolhydraten bij onze dagelijkse maaltijd. Maar met cassave kun je veel meer. In Brazilië produceren ze cassavemeel en cassavebrood. Dat heeft als bijkomend voordeel een verlenging van de houdbaarheid van cassave. Als UNIDO richten we overal in Afrika plattelandscentra op, waar de mensen leren hoe ze waarde kunnen toevoegen aan de gewassen die ze toch al verbouwen. Waar ze zulke ondernemerskansen leren begrijpen. Je kunt cassave namelijk ook verder verwerken, tot exportproduct. In Maleisië maken ze van cassave maar liefst zeven verschillende producten. Van voedingsmiddelen tot dierenvoeding tot industriële producten als biobrandstof. In Ghana zetten Maleisische investeerders al dergelijke fabrieken op, omdat ze in Ghana talent en een goed ondernemersklimaakt vinden. Ghana loopt wat dat betreft voorop. ”

Afrika lijkt het economisch tij mee te hebben. Investeringen in Afrika groeien. Nederlandse banken als SNS bank, ABN AMRO en Rabobank hebben vandaag de dag Afrika-fondsen waarmee ze ruim adverteren. Alleen, die fondsen beleggen vooral in olie, gas en mijnbouw. Dat zijn investeringen die het gastland op het eerste gezicht nauwelijks iets aan ontwikkeling opleveren, omdat er alleen delfstoffen worden weggehaald. Wordt Afrika in de praktijk niet gewoon leeggeroofd?

”Nee, dat vind ik niet. Alles beter dan helemaal geen investering. We hebben meer handel en meer economische samenwerking nodig. Het is aan de landen waar in geïnvesteerd wordt om te zorgen dat zulke samenwerking ook leidt tot groei in andere sectoren, zoals bij toeleveranciers en aanbieders van ondersteunende diensten. Het is aan die overheden om ervoor te zorgen dat er een aantrekkelijke technische infrastructuur en goede regelgeving ligt, zodat investeerders ook in die andere sectoren gaan kijken of er investeringskansen zijn. Als je ziet hoe lang het in Afrika soms duurt om goederen alleen al ingeklaard te krijgen! We moeten het makkelijker maken om zaken te doen in Afrika. Er moet stabiliteit zijn en de overheid moet transparant zijn. Investeringen betalen zich pas terug op de lange termijn, dus moeten investeerders zeker zijn dat overheidsbeleid niet ineens radicaal verandert. Aan dat besef werkt UNIDO hard, net als aan de harmonisatie van regels en standaarden, zoals in de EU. Afrika is nog lang geen EU. Het harmoniseren van regels en standaarden kost veel geld en tijd en het vereist veel expertise en consensus. Maar harmoniseren moet wel, want een lampje van 75 watt moet in het buurland ook gewoon 75 watt opleveren, anders komt de handel in 75 watt- lampen niet op gang. Aan de donorkant hebben we overigens ook nieuwe producten nodig. Goede publiek-private samenwerking, die het risico voor investeerders verminderen in moeilijke plaatsen als Afrika.

Doelt u op de Nederlandse PSOM-projecten, waarbij Nederland de helft van investeringen voor zijn rekening neemt, zodat investeerders risicovolle markten op durven ?

Precies, dat zou Afrika enorm helpen. We moeten nu echt vooruit. Anders mist Afrika de boot. Afrika valt in toenemende mate buiten de globalisering, gewoon omdat we de wereldmarkt weinig te bieden hebben. Nogmaals, we missen producten en diensten met toegevoegde waarde. Afrika draagt nog geen procent aan de totale wereldhandel. Dat is toch verschrikkelijk weinig!”

U propageert regelmatig de zuid-zuid coöperatie. Wat is daar beter aan dan aan noord-zuid coöperatie?

”Waar we naar toe moeten, is het delen van kennis en ervaring op basis van handel. In Ghana gebeurt dit al, zoals ik net vertelde. Daar zien Maleisische investeerders kansen, brengen technologie en ervaring mee, zodat die kennis verspreid wordt. Maar ook Brazilië is voor veel West-Afrikaanse landen een natuurlijke partner, omdat ze dezelfde producten maken met simpele technologieën, die bij ons ook bruikbaar zijn. Europese technologieën zijn misschien verfijnder, maar vaak te duur. Landen als China en India liggen daarom meer voor de hand. UNIDO steunt een productiefaciliteit in China waar mini-hydro-energieinstallaties worden gemaakt die ook in kleine stroompjes al dertig kilowattuur kunnen produceren, zonder dat het schade oplevert aan het milieu . Zodat de mensen in de dorpjes daar hun vaccins kunnen koelen. Zodat er ’s avonds een paar uur extra licht is om de kinderen bij te laten studeren. Marokko voorziet geïsoleerde bergdorpjes steeds vaker van wind- en zonne-energie, zodat mensen daar een beter leven krijgen en meteen de productiecapaciteit verbeterd wordt. Dat zijn de voorbeelden die we proberen te verspreiden. Door prototypes mee te nemen, door trainingen te laten geven. Ik neem graag mensen mee naar Marokko, naar Brazilië, naar Maleisië, India, maar ook naar Egypte en Zuid-Afrika. We sponsoren uitwisselingen en stages. Waar we nu nog behoefte aan hebben, is aan ongebonden hulp. Donorgeld waaraan niet de voorwaarde is verbonden dat het geld ook weer in het donorland besteed moet worden. Zodat we zelf kunnen uitkiezen welke technologie we waar vandaan halen.”

Illustratief voor UNIDO’s werk noemt u de samenwerking met Microsoft, waarbij gebruikte computers worden verscheept naar Oeganda. Maar wat voor baat heeft Afrika precies bij oude computers, moet Afrika niet gewoon zelf computers maken of assembleren?

”Dat is een mooi privaat-publiek project. De toegang tot computers, de IT-wereld en internet wordt hiermee gewaarborgd, dat is ten eerste erg belangrijk. Maar er is meer. Deze computers moeten uit en weer in elkaar, om ze te renoveren en duurzaam te laten functioneren. De kids die dat doen krijgen kennis en ervaring waarmee ze later nieuwe computers kunnen maken. We zijn pragmatisch, zetten één stap tegelijk.”

Hoe voorkomt u dat die kids niet vervolgens de wijk nemen naar hogelonenlanden?

”Braindrain is een probleem, een dilemma waar ik zelf deel van ben, want ook ik ben immers ooit vertrokken. Het heeft niet alleen effect op de economie, ook de politiek en de stabiliteit in het algemeen verslechteren als nieuwsgierige mensen op zoek gaan naar groener gras. Anderzijds, het geld dat ze terug naar huis sturen is belangrijk. In Ghana 2 tot 3 miljard dollar per jaar, vele malen meer dan ontwikkelingshulp. In Senegal hetzelfde. In een land als de Filippijnen komt tien procent van het Bruto Binnenlands Product van migranten. Dat is inderdaad niet altijd even productief geld. Het is onze uitdaging te zorgen dat dat geld goed geïnvesteerd wordt.”

U brengt vanmiddag nog een bliksembezoekje aan uw landgenoot Abdul Koroma, rechter aan het Internationale Hof van Justitie. Hoe belangrijk zijn mensen als Koroma en u eigenlijk voor hun thuisland?

”Siërra Leone is in potentie een rijk land. We hebben veel natuurlijke hulpbronnen, denk maar aan de diamanten. Vanwege interne conflicten is ons land echter al jarenlang een van de armste landen ter wereld. In mijn dorp -Kychom, in het Noordwesten, bij de kust- is geen stromend water, geen elektriciteit. Daar geen diamanten, alleen rijst, vis en zout. Dat een jongen als ik toch zo’n hoge post kan bereiken, dat heeft psychologisch effect. Het geeft hoop. Hoop dat hard werk en goed onderwijs een investering is die zich terugbetaalt. En dat globalisering toch misschien zo slecht nog niet is.”

Wie is Kandeh Yumkella eigenlijk?

Kandeh Yumkella (Kychom, Sierra Leone, 5 juli 1959) is de afgelopen dertig jaar gepokt en gemazeld in zowel de internationale diplomatie als in de academische wereld. In 1982 slaagde Yumkella Cum Laude voor de studie Algemene Landbouw, aan de later (1995) in de burgeroorlog vernietigde Njala universiteit te Siërra Leone. Vervolgens trok hij naar de Verenigde Staten om Agrarische Economie te studeren aan de Amerikaanse Cornell University (1986), en vijf jaar later te promoveren aan de University of Illinois. In Illinois en later aan de Michigan State University bekleedde hij tot 1996 diverse academische posities. Tussen 1994 en 1995 was Yumkella Minister van Handel en Industrie voor vaderland Siërra Leone. In 1996 trad hij in dienst van de UNIDO, als speciaal adviseur van de Directeur Generaal en directeur van de sectie Afrika. Tussen 2000 en 2003 leidde hij het regionale UNIDO-bureau te Nigeria, om daarna als senior adviseur terug te keren op het UNIDO-hoofdkantoor te Wenen. In 2005 werd Yumkella met grote meerderheid gekozen tot Directeur Generaal.

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie