De Allesbrander

Kampeerders kunnen hun brandertjes op steeds meer brandstoffen stoken, zeggen de fabrikanten. Maar veel kampeerders blijven zweren bij hun oude Primusje. (788 woorden)

Het primusje wekt bij oudere generaties nostalgische gevoelens op; say the word en meteen volgen verhalen over trektochten in Jura en Dolomieten, met katoenen rugzak op ijzeren frame, loden stoktent en met dauw volgezogen hardlederen schoenen. Maar het primusje deed het altijd! Even pompen, voorverwarmen en hop: daar pruttelde het poedersoepje langzaam gaar temidden wolkjes petroleum. Zo gezellig!

De meeste kampeerders zijn eind jaren zestig overgegaan op het gemak van het blauwe campinggazje. Toch is een deel het primusje trouw gebleven. Je moet er mee overweg kunnen, maar eenmaal in de vingers is een benzinebrander een bron van plezier. De nadelen zijn beperkt tot wat handigheid en regelmatig schoonmaken. De voordelen wegen daar aardig tegenop: benzinebranders zijn zuiniger, kleiner en lichter. En vooral: overal te gebruiken, ook waar het blauwe campinggazje verstek laat gaan.

Op de Nederlandse markt domineren vier merken: Primus en Optimus uit Zweden en MSR en Coleman uit de VS. In de loop der jaren zijn ze steeds meer op elkaar gaan lijken, als logisch gevolg van het kopiëren van elkaars innovaties. Was de oude primus een brander uit een stuk, de nieuwste modellen hebben een losse brandstoffles, waarin een losse pomp moet worden geplaatst, waaraan een slangetje wordt gekoppeld, die de losse brander voorziet van brandstof. Nadat de brander is voorverwarmd met een beetje van die brandstof en de gele vlammen zijn gedoofd kan het koken beginnen: de brander is nu zo heet dat brandstof in gasvorm vrijkomt en een prachtig blauw vlammenzeetje aan de brander ontspringt.

De oude primus deed het op petroleum, tegenwoordig branden ze het best met Coleman fuel. Dat is een speciale brandstof, zonder de (voor automotoren benodigde) additieven die in autobenzine zitten. Een liter Colemanfuel gaat dagenlang mee. Is de fles op, dan doen de branders het ook op autobenzine. Erg gezond is dat niet, boze tongen beweren de uitstoot van tolueen en benzeen. Sommige handleidingen raden het gebruik van (loodvrije)benzine in ieder geval af. Maar het kan wel. In theorie kunnen de multifuelbranders gestookt worden met alle mogelijke brandstoffen. Primus heeft zelfs de Omnifuel, die kan ook nog op gas, maar van die gastankjes wilden we nu juist af.

Voor vettige brandstoffen als petroleum en diesel moet wel eerst een ander sproeiertje geïnstalleerd, en dat gaat bij niet alle branders even gemakkelijk. Bovendien duurt het voorverwarmen aanmerkelijk langer en gaat alles snel walmen; gevolg is overal roet en vervolgens verstoppingen. Voorkeur verdient dus het gebruik van Colemanfuel, of anders wasbenzine. Brandstof kopen in het buitenland is overigens verwarrend. Buiten Nederland heet wasbenzine meestal white gas, benzina blanca of essence ‘c’. Maar terpentine heet weer white spirit, petroleum soms kerosene (VS) maar ook parrafin (UK).

Hoewel de ene branderfabrikant altijd zegt heter en dus sneller te zijn dan de ander doen ze in de praktijk nauwelijks voor elkaar onder. Een goed windscherm zet meer zoden aan de dijk. Trouwens, een minuutje meer of minder telt niet op vakantie. Veel harder telt het lawaai. Waar de whisperlite (MSR) bijvoorbeeld een klein stoomlocomotiefje nadoet, daar verraden de meeste andere branders uw aanwezigheid als waren zij de Concorde. Belangrijk is verder de betrouwbaarheid. Branders bestaan uit steeds meer losse onderdelen. De een noemt dat een voordeel, omdat alles schoon te maken en zonodig te vervangen is. De ander vindt dat een nadeel, want slijtageverhogend. Echte wereldreizigers willen een moderne brander in elk geval niet mee. Aangewezen op betrouwbaarheid en vieze brandstoffen gaat er volgens kenners niets boven de oude XGK (MSR) of de Optimus Hunter. De laatste ziet er niet echt slank uit, maar doet het wel altijd.

Niet te spreken over de innovaties is ook Ton Roos, ex-instrumentmaker en branderverzamelaar. In zijn werkplaats repareert hij kapotte branders, van alle merken. Dat komt doorgaans neer op het vervangen van zwakke onderdelen. Een inferieur rubbertje dat zwelt in loodvrije benzine. Een slangetje dat langzaam ‘smelt’ in loodvrije benzine. Ventieltjes die verkeerd staan afgesteld. Geregeld stuit Roos ook op constructiefouten. Aluminium schroefdraad wordt vervangen door kunststof. Een kraantje op de verkeerde plaats wordt verplaatst. Onbegrijpelijke fouten maken de fabrikanten, vindt Roos, die kwade brieven blijft schrijven naar leveranciers en importeurs, in de hoop op verstand. ”Ze hebben uit het oog verloren wat de bedoeling is. De dingen zijn alsmaar lichter en mooier geworden. Maar ze stoken minder goed. Ze zijn door alle losse onderdelen steeds kwetsbaarder, en door het gebruik van slechte materialen en die onbegrijpelijke constructiefouten soms zelfs gevaarlijk.” Maar, zegt Roos na afloop van zijn litanie, een brander is toch het allermooiste wat er is. ”Hoor nou toch eens”, en hij ontsteekt zijn trouwe Optimus Hunter, die altijd meegaat op vakantie.

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie