Oude stenen, dode steden. Een voettocht met handenvol kersen, dwars door Jebel Zawiye, Syrie

Te voet verkennen we de Dode Steden: machtige Byzantijnse ruïnes. Maar het is hier lastig de weg vragen. De nieuwe asfaltweg kent iedereen. Het stokoude wandelpad, daar wil niemand van weten. Updated

Hiken door Byzantium

Een voettocht door de ruïnes van de Dode Steden, en en passant door het huidige Syrië, dat is het plan.

De ruïnes zijn Byzantijns, uit een tijd dat in West-Europa de dark ages nog regeerden. Springlevend waren toen deze ruïnes, centrum van vooruitstrevende landbouw en bloeiende handel van het Byzantijnse rijk.

Ook wel: Oost-Romeins, of het orientaalse afgeleide van het West-Romeinse rijk, dat al eerder afbrokkelde. Onherroepelijk kwam dat moment ook voor de Dode Steden; verlegde handelsroutes, erosie; archeologen vonden geen onweerlegbare oorzaak, ineens kwam het verval.

Merkwaardig dat de glorie van weleer nog zo goed zichtbaar is. Dat de huizen van toen nog zo fier overeind staan. Alsof ze halsoverkop zijn verlaten, gerangschikt in indrukwekkende Dode Steden, verspreid over de heuvels van de Jebel Zawiye, een conservatief, sunnietisch deel van West-Syrie. Precies daar gaan we lopen.

Ma’araat An-Numaan

De bus uit Homs zet ons af in vertrekplaats Ma’araat An-Numaan, toegangspoort tot de Dode Steden. We bezoeken kort het museum en slaan op de lokale markt voorraden in: bananen, appels, olijven, nootjes, dadels, lokale draadjeskaas, een flink pak platte broden.

De winkelier schenkt ons een kopje bittere koffie en hop; de stad uit, gadegeslagen door verwonderde Syriërs. Een bende jongetjes doet ons vrolijk uitgeleide.

Wanneer die zijn afgeschud regeert de rust van het Syrische platteland, de voorjaarslucht en opvallend veel kwetterende vogeltjes. Klaprozen, bloeiende distels en cichorei omzomen het oude pad. Om ons heen  kalkstenen heuvels, met een zweem van blauw. Ertussen kaveltjes roestrode aarde, met olijvenboompjes, pistaches, amandelen, druiven.

Land van kalksteen

Daar al de eerste ruïne, direct naast de weg. Het land eromheen is in vijftien eeuwen omhoog gekropen tot bovenaan de hoogste muur, opgetrokken van enorme, rechthoekige blokken kalksteen. Overal liggen de ruïnes, links en rechts naast het pad. Tot zover het oog reikt zie je de indrukwekkende resten van Byzantium.

Sergilla, the Village_Inn By Bernard Gagnon Own work through wikicommons

De weg slingert zich over de heuvels. Machinegebrom verraadt een kalksteengroeve. Een pneumatische hamer verbrijzelt de zachte rots, waarna een vrachtwagen het in hoopjes op de oude weg deponeert en een wals er een brede, schitterend witte weg van tovert. De witte weg loopt gemakkelijk, het is mei en de temperatuur is aangenaam. Syrië is mooi.

Op een volgende heuvel een kudde schapen en een bedoeïenentent. We weigeren tweemaal beleefd, gelukkig volgt ook de derde uitnodiging. Terwijl de bedoeïen een oud plankje tot spalk gutst voor een geblesseerd schaap zetten we het kopje sterke zoete thee aan de lippen. We moeten blijven eten en ook slapen, maar we moeten verder en gaan ons weegs.

De rechthoekige Byzantijnse bouwstenen verlaten ons niet meer. Tot muur gestapeld of ineengestort overal, tussen door wind en regen afgeronde gewone kalkrotsen. Via een uitgehakt trappetje dalen we af in een antiek spaarbekken voor regenwater, waar de Byzantijnen ooit hun karafjes vulden.

Byzantijnse ruines van noploze legoblokken

De temperatuur stijgt, de boompjes nemen tegelijk af in aantal en hoogte. Kale rotsplateaus regeren de omgeving, er rest geen reepje schaduw meer. Dan duiken ordelijk gestapelde rotsblokken op naast ons pad en we weten: het echte oude pad gevonden, waarover ook de Byzantijnen nog liepen.

Hoog op de heuvel tekent onze eerste echte Dode Stad zich af tegen de staalblauwe lucht: Sergilla. Hoog de muren, vierkant de vertrekken, uitgestrekt de binnenplaatsen. Ronde bogen verraden vakkundige architecten. Wekenlang moet gebeiteld zijn aan de ronde pilaren en waaiende acanthusbladeren die de poorten decoreren.  Op een gevallen bouwblok eten we draadjeskaas met brood en olijven, misschien wel hetzelfde menu als vijftien eeuwen eerder.

Drie kindertjes bekijken nieuwsgierig onze eetgewoontes. De helblonde haren doen ons filosoferen over de genetische sporen van Byzantijnen en kruisridders. We struinen verder door de oude stad, bewonderen de gewelven, kijken met ontzag naar de omvang van de stenen die als noploze legoblokken op elkaar liggen. Hoe dan. Bergjes ernaast aanleggen, zegt de metgezel, en die bergjes later weer wegscheppen. Een archeoloog moet hier gek van geluk worden, zoveel ruïne bij elkaar.

Sergila, photo by Sergej Marsnjak

Een brommertje slalomt tussen de ruïnes op ons af: de kaartjesverkoper. Hem vragen we de oude weg naar Al Bara, de volgende dode stad. Verdomd, hij kent het pad wel, en opnieuw slingeren we ons tussen de muurtjes gestapelde stenen een weg door Byzantium. Kruizen halverwege een forse Levantijnse adder. Na een uur lopen al, bereiken we Al Bara.

Slapen bij Mohammed en Ummiyya

In het nieuwe dorp lessen we onze dorst, een kilometer westwaarts ligt het Byzantijnse Al Bara. Anders dan in Sergilla zijn de dakloze villa’s hier overwoekerd. Binnen de muren vijgenbomen, olijfbomen, de nieuwe inwoners telen er groentes op aangeharkte plotjes land. De zon zakt, strijklicht scherpt de geest. De oude kerk, daar zouden we wel kunnen slapen. Maar nergens een kerk. Ook geen kaartjesverkoper. Er is hier helemaal niemand.

We strompelen terug naar het nieuwe dorp. Een man met geleerd uiterlijk wijst ons de juiste ruïnes, een kilometer de andere kant op. Theoretisch zou je daar kunnen slapen, zegt de man. Je kunt ook bij mij slapen. Vermoeid zijgen we even later neer op de matrassen van  schoolhoofd Mohammed, mevrouw Umiyya en hun zeven kindertjes, waarvan de jongste twee helblond en blauwogig. Ze willen alles van de reizigers weten, er komen Engelssprekende neven en het wordt laat.

De buurjongen brengt ons de volgende ochtend per tractor naar de de kerk, compleet met middenschip, zijbeuken en het abscis, waar het hard, maar spannend slapen was geweest. We snellen langs de oude soldatenverblijven, de marmeren pilaren, opnieuw de decoraties van acanthusblad. De archeoloog zou weer gek worden, maar wij hebben een onzekere dagmars voor de boeg.

Berg 40

Doel  vandaag is Jebel Arbaïen: berg nummer 40, boven de stad Ariha, zo’n twintig kilometer gaans hemelsbreed. De hulpmiddelen bestaan uit een gps en oude Russische militaire kaart. We turen langdurig op het cyrillische schrift en concluderen 10 graden noord-noord. We volgen de gps de heuvel op, mensen kijken ons verwonderd na.

Over de heuvel een volgende dode stad; Dellouza, of Deir Lawze. Ook hier niemand; geen bewaker, geen toerist, geen boer. We struinen rond, eten het zoete broodje van het schoolhoofd en vervolgen onze weg per gps: rechtdoor, over grote rotsen en kleine stenen, dwars, ook al is dat struikgewas. Dan toch een pad, wat loopt dat zalig. Langzaam stijgt het land naar zevenhonderd meter en een zoete voorjaarslucht vergezelt ons en de wolken vlinders, het leger leeuweriken.

We verlaten het pad, dat te lang naar het westen loopt. Klauteren opnieuw over muurtjes, oude rotsen, ploegen voorzichtig door mulle akkertjes. Vinden weer een pad en drie heuvels verder ligt er een levend dorp aan onze voeten: Kfar Haya. Verbazing over de westerlingen, gevolgd door de uitnodiging. Thee, veel zoete thee. De gastheer excuseert zich voor de belabberde ontvangst van sattellietzender Al Jazira, de bliksem is in de schotel geslagen, drie dagen geleden.

Serjilla-By-Bernard-Gagnon-Own-work-CC-BY-SA-3.0

Met tegenzin –neem nu toch de bus, want lopen, dat kan hier helemaal niet- helpt de gastheer ons naar een volgend voetpad, richting berg 40. Er volgt een onvergetelijke route door bloeiende olijfgaarden, doorgebogen struikjes vol pistaches, bomen vol paarsrijpe kersen. Geen spreeuwen, geen ratels, geen netten, geen knalmachines. Handenvol kersen krijgen we aangereikt van de kersenplukkers, donkerpaars hun handen. Thee moeten we weer drinken, maar nee: eerst berg 40!

De slagregens van drie dagen tevoren hebben hun sporen nagelaten, paden  weggespoeld. We ontwijken levendige dorpjes, van waaruit de bedrijvigheid opstijgt. Nu en dan toch een tegenligger:
-Salaam aleikum.
-Aleikum assalaam. Is dit de weg naar berg 40?
-Neen, dan moet je naar beneden, waar de busjes staan. Wat zegt u? Maeshi, lopend? Nee, dat is moeilijk, ver. Hmm, zoals u wilt, gewoon door, die kant op. Ahlan, welkom. Kopje thee?

Serjilla_11-By-Bernard-Gagnon-Own-work-CC-BY-SA-3.0
Kebab-bi-al-Kuruz: Kersenkebab

Een heuveltop met antennes, dat zal de militaire radarinstallatie zijn van berg 40. We ronden de berg, ontwijken de militairen, onze gps en camera’s zouden maar opzien baren. Op de top staren we een kwartiertje in de verte; beneden getoeter vanuit het stadje Ariha en de volgende stad: Idlib. Erachter de vlakte naar metropool Aleppo.

Naar het westen een gele zandbaan: snelweg in aanleg. Daarachter weer een rij bergen, daar ergens moet Antiochië zijn.  Een vage stulp verder misschien wel het Taurusgebergte, in Turkije: de route die apostel Paulus reisde om de wereld Het Woord te verkondigen. We nestelen ons op de hoogste rots in de omgeving, 877 meter hoog.

Daar giert de wind ons om de oren, als de zon zakt en donkere wolken zich bedenkelijk samenpakken. We rillen en verlangen beschaving. De enkels en voeten zijn moe, de kelen dorstig, de magen hongerig. Op de valreep nog een allerlaatste Byzantijnse ruïne, bovenop berg 40. Beneden nemen we een hotel en eten we de lokale specialiteit: kersenkebab. Een aanrader.


Praktische info:
Gelopen zijn twee dagmarsen in het gebied van de zuidelijke Dode Steden (‘al moedoen al mijoet’) vanaf startplaats Maarat al Numaan, een uurtje gaans vanaf Aleppo, in de Jebel Zawiye, in hoogte variërend van 500 tot 900 meter.
Eenzelfde gebied –vol oudheden- is ook een kwartier ten zuidwesten van Aleppo te vinden, in de Jebel Barisa. In heel Syrië is het trouwens mooi en gemakkelijk wandelen en je komt nog nul toeristen tegen. Er zijn hoge bergen richting Libanon, bergen naar het Turkse en Koerdische noorden en prachtige groene heuvels naar het Alawitische Westen.

Het klimaat is mediterraan, met warme zomers en soms bitter koude winters. Beste wandeltijd is voor- en najaar. De mensen zijn uitermate gastvrij en Syrië is –alle Amerikaanse gedachten daarover ten spijt- een van de veiligste landen ter wereld. Als er geen hotels (prijzen variëren van €10 tot €50) zijn, dan zul je vanzelf worden uitgenodigd bij iemand thuis. Het openbaar vervoer is fantastisch geregeld, overal rijden bussen, busjes en taxi’s. Van Aleppo naar Damascus rijdt je in vier uur. Winkeltjes voor foerage zijn ook overal. Er is meestal iemand in de buurt die Engels spreekt, al worden enige woorden hoffelijk Arabisch absoluut op prijs gesteld en zeker beloond. Wat kleding betreft blijft dit het Midden-Oosten, dus ook al is Syrië aan de makkelijke kant, houdt de torso en de vrouwenbenen bedekt.

Ernaartoe:
SyrianArab Airlines (020 3163248) onderhoudt een stipte en betaalbare (rond €300) lijndienst tussen Amsterdam en Aleppo (za) en Damascus (do). Een visum (€30) koop je bij aankomst. Aleppo is een reuze plezierige stad om te verblijven. Aleppo is vanuit Turkije ook goed met de bus bereikbaar en de havenstad Latakia kan vanaf Cyprus bevaren worden.

Routes en kaarten:
Er zijn geen wandelkaarten voor Syrië. Het dichtsbij (1: 800.000) komt de wegenkaart van Freytag & Berndt. Er is op www.lib.berkeley.edu/EART/syria/100k.html een aardige kaart van 1:100.000 te downloaden, alleen is die twintig jaar oud en in het Russische schrift, dus neem dan ook een kladje met het cyrillische alfabet mee.
Er zijn in Syrië geen wandelroutes, want de Syriër wandelt niet. Behalve dan de Syriër van Al Masier, een ideële organisatie die wandelreizen voor Syrische jongeren organiseert. Bij hen (jesuit-h@scs-net .org) kan je eventueel navraag doen over wandelroutes.

Literatuur:
Lonely Planet of Rough Guide Syria. KIT-landenreeks Syrië door Wim Raven. Het boek Rovers, Christenhonden, Vrouwenschenners (engelstalig: The crusades through Arab eyes) door Amin Maalouf wordt sterk aangeraden. De poorten van Damascus door Lieve Joris geeft een aardig beeld van Syrië tien jaar geleden. Sites: www.syriatourism.org www.syriagate.com

(artikel verscheen eerder ook in Oppad)

Update 4 juni 2020: Jebel Zawiye -tegenwoordig samengevat als Idlib- is sinds 2011 beslist geen toeristische aanrader meer. Het verzet tegen het regime was en is juist in deze provincie van het begin af hardnekkig en vastberaden en daarom is het gebied erger dan elders in Syrië getroffen door het oorlogsgeweld.

Startplaats Maarat al Numaan met name is al die jaren doelwit geweest van talloze chemische, spijker- en vaatbommen. Ziekenhuizen zijn er inmiddels tot grotere ruïnes gebombardeerd dan de Dode Steden en ook het museum -vol met waardevolle archeologie uit de Dode Steden- ligt plat. Afgelopen januari is Maarat al Numaan ingenomen door het regime, dat daarmee de snelweg Aleppo – Damascus weer controleert.

Veel inwoners dieper het gebied in verlieten sinds 2011 al druppelsgewijs hun dorpen en steden, tegelijkertijd werd het gebied toevluchtsoord voor vluchtelingen van elders.  Na het offensief van afgelopen winter zijn de dorpen en stadjes in het gebied geheel verlaten, iedereen zit nu in de stad Idlib of in vluchtelingenkampen tegen de Turkse grens.

Delen van de ruïnes van de Dode Steden boden lange tijd onderdak aan vluchtelingen, maar ook die zijn nu verlaten.

Noot: de foto’s van toen waren nog analoog en zijn helaas verloren gegaan. Vandaar wat van het net geplukt.

______________

Waardeer dit artikel!!

Bovenstaand stukje werd je gratis aangeboden. Als je dat waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

NB: Zonder kosten, elke cent komt in het journalistenbeursje
Naar doneren, veilig en in twee kliks. Thnx!

Geef een reactie